De ondernemingsraad krijgt instemmingsrecht op basis
van afspraken uit het verleden, ondanks het ontbreken van een schriftelijke
overeenkomst over uitbreiding van de bevoegdheden.
Feiten
De ondernemer heeft eenzijdig de ziektekostenregeling in de Regeling Algemene Arbeidsvoorwaarden (RAA) gewijzigd. De ondernemingsraad is het hier niet mee eens en stapt naar de kantonrechter met het verzoek om de regeling instemmingsplichtig te verklaren. De ondernemingsraad zegt dat in het verleden alle wijzigingen in de RAA ter instemming zijn voorgelegd. Daardoor is er sprake van een opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat hij een instemmingsrecht heeft. Er heeft ook een uitbreiding van de bevoegdheden plaatsgevonden op grond van artikel 32 WOR.
De ondernemer meent dat de wijzigingen in de RAA slechts instemmingsplichtig zijn als deze vallen onder het bereik van artikel 27 WOR. Van uitbreiding van bevoegdheden kan alleen sprake zijn als voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 32 WOR. Een uitbreiding van bevoegdheden is in dit geval niet op schrift gesteld.
De ondernemer heeft eenzijdig de ziektekostenregeling in de Regeling Algemene Arbeidsvoorwaarden (RAA) gewijzigd. De ondernemingsraad is het hier niet mee eens en stapt naar de kantonrechter met het verzoek om de regeling instemmingsplichtig te verklaren. De ondernemingsraad zegt dat in het verleden alle wijzigingen in de RAA ter instemming zijn voorgelegd. Daardoor is er sprake van een opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat hij een instemmingsrecht heeft. Er heeft ook een uitbreiding van de bevoegdheden plaatsgevonden op grond van artikel 32 WOR.
De ondernemer meent dat de wijzigingen in de RAA slechts instemmingsplichtig zijn als deze vallen onder het bereik van artikel 27 WOR. Van uitbreiding van bevoegdheden kan alleen sprake zijn als voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 32 WOR. Een uitbreiding van bevoegdheden is in dit geval niet op schrift gesteld.
Kantonrechter
De rechter concludeert dat er tussen partijen inderdaad geen schriftelijke overeenkomst bestaat. Dat sluit echter een bindende mondelinge afspraak niet uit. Bovendien is de schriftelijkheid ook geen bestaansvoorwaarde voor uitbreiding van de bevoegdheden.
De rechter overweegt dat gelet op het verleden, waarin alle wijzigingen ter instemming zijn voorgelegd aan de ondernemingsraad, uitbreiding van het instemmingsrecht is overeengekomen. De rechter oordeelt dan ook dat de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft ten aanzien van dit onderwerp.
De rechter concludeert dat er tussen partijen inderdaad geen schriftelijke overeenkomst bestaat. Dat sluit echter een bindende mondelinge afspraak niet uit. Bovendien is de schriftelijkheid ook geen bestaansvoorwaarde voor uitbreiding van de bevoegdheden.
De rechter overweegt dat gelet op het verleden, waarin alle wijzigingen ter instemming zijn voorgelegd aan de ondernemingsraad, uitbreiding van het instemmingsrecht is overeengekomen. De rechter oordeelt dan ook dat de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft ten aanzien van dit onderwerp.
Commentaar
Het is begrijpelijk dat de ondernemer tegen de uitbreidende bepaling is. Immers, als aan de ondernemingsraad op basis van artikel 32 WOR extra bevoegdheden zijn toegekend, dan hebben deze dezelfde juridisch status als de wettelijke bevoegdheden. Mijn inziens is het logisch dat de rechter oordeelt dat, ondanks het niet voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste, de extra bevoegdheden toch aan de ondernemingsraad toekomen. Schriftelijkheid is geen harde vereiste en mag de geldigheid van de afspraken niet aantasten.
Het is begrijpelijk dat de ondernemer tegen de uitbreidende bepaling is. Immers, als aan de ondernemingsraad op basis van artikel 32 WOR extra bevoegdheden zijn toegekend, dan hebben deze dezelfde juridisch status als de wettelijke bevoegdheden. Mijn inziens is het logisch dat de rechter oordeelt dat, ondanks het niet voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste, de extra bevoegdheden toch aan de ondernemingsraad toekomen. Schriftelijkheid is geen harde vereiste en mag de geldigheid van de afspraken niet aantasten.
Hier kan een parallel worden getrokken met de verplichting van de ondernemer om een afschrift van een ondernemingsovereenkomst aan de bedrijfcommissie te sturen. Verzuim van deze mededelingsplicht tast de geldigheid van de overeenkomst ook niet aan. Uiteraard is het afdwingen van de naleving van extra bevoegdheden eenvoudiger als zij op schrift staan.
Geef een antwoord