Recent heeft de kantonrechter in Tiel geoordeeld dat de ondernemingsraad geen instemmingsrecht en geen recht op informatie heeft ten aanzien van afvloeiingsregelingen van individuele managementleden.
Feiten
Medio 2008 heeft de OR van vakbond De Unie het vertrouwen opgezegd in het management. Nadat tijdelijk een directeur ad-interim was aangesteld, is een nieuwe vaste directeur benoemd. Het managementteam is opgeheven. De OR heeft de ondernemer verzocht hem op grond van het algemene informatierecht te informeren over de met de betrokken leden van het managementteam getroffen afvloeiingsregeling. Ook heeft de OR de nietigheid van de getroffen afvloeiingsregelingen ingeroepen. De Unie heeft de gevraagde informatie niet gegeven en heeft daarnaast de nietigheid weersproken. Op grond van de wettelijke regeling is de kwestie ter bemiddeling voorgelegd aan de Algemene Bedrijfscommissie. Deze commissie heeft in april 2009 haar advies uitgebracht. Volgens de commissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een regeling op het gebied van ontslag- of bevorderingsbeleid als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder e WOR. Vervolgens heeft de ondernemingsraad zich tot de kantonrechter gewend. De kantonrechter dient te beoordelen of de OR een instemmingsrecht of recht op informatie heeft op grond van de WOR ten aanzien van de afvloeiingsregelingen van de individuele managementleden van De Unie.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter overweegt dat artikel 27 lid 1 WOR – dat een lijst bevat met instemmingsplichtige besluiten – ziet op voorgenomen besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van de in dat artikellid bedoelde regelingen. Het gaat om besluiten over het sociale beleid in de onderneming in de ruime zin van het woord. De in dit artikellid opgenomen opsomming van instemmingsplichtige regelingen is limitatief: staat de regeling niet in de lijst dan gaat het om een niet instemmingsplichtige regeling. De essentie is dat het moet gaan om besluiten van het bestuur van algemene strekking die bedoeld zijn om ook in de toekomst te worden toegepast. Daarmee vallen maatregelen ten aanzien van individuele werknemers buiten de reikwijdte van artikel 27 lid 1 WOR, aldus de kantonrechter. Voor zover al sprake zou zijn van met de leden van het voormalig managementteam getroffen afvloeiingsregelingen (hetgeen niet is komen vast te staan in de procedure bij de kantonrechter), bestaat dus geen instemmingsrecht in de zin van de WOR.
Voor wat betreft het beroep van de OR op het recht op informatie gaat de kantonrechter in op de artikelen 31d en 31e van de WOR. In deze bepalingen wordt het informatierecht van de OR over de hoogte en inhoud van arbeidsvoorwaardelijke afspraken geregeld ten aanzien van de verschillende groepen werknemers, het bestuur van de rechtspersoon en het toezichthoudend orgaan. De kantonrechter is van oordeel dat het managementteam als "groep" kan worden aangemerkt in de zin van artikel 31d WOR. De kantonrechter overweegt vervolgens dat de OR geen taak op het gebied van arbeidsvoorwaarden van individuele personeelsleden en daarover gemaakte afspraken heeft. De onderneming dient de OR zodanige informatie te verschaffen over de gemaakte afspraken dat de invloed van de afspraken over de financiële positie van de onderneming duidelijk wordt, zonder dat de informatie te herleiden is naar individuele personen. Nu niet vaststaat dat afspraken met het managementteam zijn gemaakt, wordt het verzoek van de OR afgewezen.
Opmerkingen
Artikel 27 lid 1 onderdeel e WOR bevat het instemmingsrecht van de ondernemingsraad ten aanzien van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op het gebied van het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid. Het gaat om algemene regelingen die in een onderneming worden getroffen op het gebied van het aanstellingsbeleid (waaronder begrepen de behandeling van sollicitanten, regelingen met betrekking tot de aanstelling in tijdelijke of vaste dienst, voor bepaalde of voor onbepaalde tijd, overplaatsingsbeleid, etcetera), het ontslagbesluit (bijvoorbeeld een regeling voor vervroegde uittreding) en het bevorderingsbeleid (bijvoorbeeld richtlijnen voor interne promoties). De OR heeft uitdrukkelijk geen bemoeienis met individuele aanstellingen, ontslagen of bevorderingen (of het uitblijven daarvan).
Artikel 31d WOR ziet op het informatierecht over beloningsverhoudingen. Dit artikel is op 1 september 2006 toegevoegd aan de WOR, omdat een groot deel van de informatie over de arbeidsvoorwaarden in de onderneming voor de OR reeds bereikbaar is via de CAO of de bestaande rechtspositieregelingen, maar niet over de arbeidsvoorwaarden van personeel dat niet onder een CAO valt en voor de beloningsstructuur van het bestuur en de toezichthoudende organen (zoals bijvoorbeeld de Raad van Commissarissen). Om in deze leemte in de wet te voorzien, is artikel 31d WOR ingevoerd. Op grond hiervan is de ondernemer verplicht om ten minste éénmaal per jaar aan de OR schriftelijke informatie te verschaffen over de hoogte en de inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met de verschillende (functionele) groepen van in de onderneming werkzame personen.
Dezelfde verplichting geldt met betrekking tot het bestuur van de onderneming en het toezichthoudend orgaan (zoals de Raad van Commissarissen of de Raad van Toezicht). Dit informatierecht heeft niet alleen betrekking op de omvang van de kosten (hoogte van de beloningen), maar ook op de inhoud van de regelingen/afspraken waar deze uit voortvloeien. Denk aan: winstdelingsregelingen, optieregelingen, prestatiebeloningen, bonussen en vertrekregelingen.
Ten aanzien van dergelijke regelingen en afspraken dient de ondernemingsraad ook tussentijds over belangrijke wijzigingen geïnformeerd te worden. Aangezien het niet de bedoeling is van de informatieverplichting dat de beloningsgegevens herleidbaar zijn tot individuele personen, kan de ondernemer groepen die uit minder dan vijf personen bestaan samenvoegen en aldus die informatie gebundeld aan de OR presenteren.
De verplichting om de hierboven bedoelde informatie aan de ondernemingsraad te verstrekken is beperkt tot ondernemingen waarin in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn. Verder is de verplichting niet van toepassing op (familie)bedrijven waarvan de bestuurder tevens directeur-grootaandeelhouder is, dat wil zeggen meer dan 5 procent van de aandelen in zijn bezit heeft. Ook geldt de verplichting niet voor zogenoemde kleine en middelgrote rechtspersonen die verplicht zijn een jaarrekening te publiceren. Voor grotere open naamloze vennootschappen geldt dat de informatie over de beloning van individuele bestuursleden en commissarissen moet worden verstrekt in de jaarrekening.
Geef een antwoord