In de wandelgangen had de ondernemingsraad al gehoord dat er in de aansturing van de afdeling Sales iets stond te gebeuren. In die zin kwam de adviesaanvraag niet als een verrassing.
Wat wél verrassend was, was de volgende passage in de adviesaanvraag: ‘Hierbij verzoekt de directie jullie om conform art. 25 lid 1 en onder e WOR advies uit te brengen over de aanstelling van een Sales Director, als onderdeel van een herinrichting van de Europese sales organisatie. Op grond van dit besluit, dat is genomen door onze moeder, is inmiddels de heer Stans als Sales Director benoemd.’.
De ondernemingsraad vroeg zich af wat de waarde van zijn advies nog zou (kunnen) zijn. En terecht.
Van de wezenlijke invloed waar art. 25 lid 2 WOR van spreekt, lijkt geen sprake meer te zijn. Van de bestuurder had verwacht mogen worden hij de buitenlandse moeder er op had gewezen dat, als bepaalde besluiten op concernniveau worden genomen, dat nog niet betekent dat de Nederlandse ondernemingsraad buitenspel komt te staan. Nu lopen de bestuurder én de buitenlandse moeder het risico dat de ondernemingsraad naar de Ondernemingskamer stapt, en daar komt hij doorgaans niet weg met een adviesaanvraag die als mosterd na de maaltijd komt.
Frustratie alom derhalve: bij de ondernemingsraad omdat zijn rechten gefrustreerd worden, bij de moeder omdat het ‘daar in Nederland’ allemaal zo lang moet duren. Kortom, een verstandig bestuurder is alert op ‘ongelukken’.
Joost van Mierlo is advocaat bij De Voort Advocaten | Mediators
www.devoort.nl
Geef een antwoord