Een zieke werknemer meent dat hij niet in staat is om mee te werken aan zijn re-integratie. De werkgever ziet in de weigering aanleiding om de loondoorbetaling te staken. De werknemer verzoekt meerdere malen om een herbeoordeling door de bedrijfsarts.
De werkgever stelt dat de werknemer eerst moet meewerken aan zijn re-integratie. Er volgen daarop twee deskundigenoordelen van het UWV, ten gunste van de werknemer. Toch ziet de werkgever daarin geen reden om het achterstallige loon te betalen.
Feiten
De werknemer is sinds 18 februari 2019 in dienst van de werkgever in de functie van Industrieel Beveiligingswacht (Brandwacht). Begin 2020 wordt bij de werknemer prostaatkanker geconstateerd. Op 25 mei 2020 wordt de werknemer geopereerd en daarna meldt hij zich ziek. Medio juli 2020 start de werknemer re-integratiewerkzaamheden, maar een maand later meldt hij zich toch weer volledig ziek. Tijdens een consult met de werknemer op 26 augustus 2020 concludeert de bedrijfsarts dat er nieuwe medische klachten zijn, en dat de werknemer een afspraak heeft voor nader gericht onderzoek.
- Tip! Wat heeft de or te zeggen over het verzuimprotocol? Met de Verdiepingscursus Advies- en instemmingsrecht op 14 september en 11 november 2021 weet je dat veel sneller. Ook heb je dan duidelijker voor ogen wat het voorgenomen besluit exact inhoudt en welke gevolgen dat voor de werknemers heeft.
Toch wordt de werknemer in staat geacht om aangepast werk te verrichten. Daarop nodigt de werkgever de werknemer uit om een gesprek te voeren over zijn re-integratie. De afspraak wordt op verzoek van de werknemer verzet. Toch komt de werknemer niet opdagen. De werkgever kwalificeert dit als een weigering om mee te werken aan het re-integratietraject. Hij besluit tot een loonstop per 31 augustus 2020, totdat de werknemer alsnog zijn medewerking verleent.
Deskundigenoordeel
De werknemer verzoekt de werkgever om een nieuwe afspraak met de bedrijfsarts te maken, omdat zijn klachten zouden zijn verergerd. De werkgever geeft langere tijd geen gehoor aan dit verzoek, omdat zij meent dat de werknemer eerst moet meewerken aan de re-integratie. Daarop vraagt de werknemer een deskundigenoordeel aan bij het UWV over de vraag of de werkgever voldoet aan haar re-integratieverplichtingen. Het deskundigenoordeel volgt op 18 december 2020. Het UWV concludeert dat de werkgever niet aan haar verplichtingen voldoet. In het deskundigenoordeel is (onder meer) opgenomen:
“De verzekeringsarts is van mening, dat de door de bedrijfsarts opgestelde belastbaarheid d.d. 26 augustus 2020 imponeert als plausibel op basis van de ter beschikking gekomen informatie. De verzekeringsarts geeft voorts aan dat de medische situatie na 26 augustus fors is gewijzigd (…). De werknemer was op medische gronden niet in staat een gesprek met de werkgever aan te gaan. (…).
De arbeidsverhoudingen vertroebelden en het is volgens de verzekeringsarts alleszins aannemelijk, mede op basis van de medische problematiek, dat de werknemer op medische gronden niet in staat was een gesprek met de werkgever aan te gaan. Omdat de werknemer bij herhaling verzocht heeft een nieuw gesprek met de bedrijfsarts in te plannen in verband met deze bijkomende problematiek na 26 augustus 2020 en de werkgever dit verzoek bij herhaling niet gehonoreerd heeft, ondanks overleg met de arbodienst, is op basis van aanname, zonder medische toetsing uitgegaan van onvoldoende inspanningen van werknemer. (…)
De werkgever had het verzoek van de werknemer moeten honoreren en de belastbaarheid door een bedrijfsarts opnieuw moeten laten toetsen en de daaruit voortvloeiende advisering op moeten volgen.”
Geen achterstallig loon
De gemachtigde van de werknemer verzoekt per brief van 11 januari 2021 tot nabetaling van achterstallig loon. De werkgever weigert. Zij vraagt zelf een deskundigenoordeel aan bij het UWV met de vraag of de werknemer voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen. Het UWV oordeelt in bevestigende zin. Nadien vindt nog tweemaal een consult met de bedrijfsarts plaats. Hieruit wordt duidelijk dat de belastbaarheid van de werknemer toeneemt. Maar ook dat zijn herstel en re-integratie worden belemmerd doordat het conflict tussen de partijen onopgelost blijft. Na een mediationtraject op 3 maart 2021 start de werknemer in aangepaste werkzaamheden per 10 maart 2021. Vanaf die datum hervat de werkgever de loonbetaling, doch niet met terugwerkende kracht. De werknemer besluit tot een kort geding in rechte, met een vordering tot betaling van achterstallig loon.
Oordeel kantonrechter (kort geding)
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in het kort geding blijkt onvoldoende dat de werknemer ten onrechte passende arbeid heeft geweigerd. Verder weigerde de werknemer niet om een gesprek met de werkgever te voeren op kantoor. Ook is niet gebleken dat hij anderszins onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen, op grond waarvan een loonstop tijdens ziekte gerechtvaardigd zou zijn.
- Lees ook: Vragen over het ziekteverzuimbeleid
De kantonrechter verwijst naar het advies dat de bedrijfsarts heeft gegeven op 26 augustus 2020. Hierin heeft de bedrijfsarts aangegeven dat de werknemer wordt geacht geschikt te zijn voor passend werk, maar dat tevens sprake is van nieuwe medische klachten die nog nader moeten worden onderzocht. Vervolgens heeft de werknemer aan de werkgever laten weten het niet eens te zijn met de rapportage van de bedrijfsarts en dat hij niet in staat is om te starten met aangepaste werkzaamheden.
Werkgever had werknemer opnieuw kunnen laten oproepen door de bedrijfsarts
Toch is de werkgever overgegaan tot een langdurige loopstop. Het had op haar weg gelegen om de werknemer opnieuw door de bedrijfsarts te laten oproepen (conform de aanhoudende verzoeken van de werknemer), aangezien de bedrijfsarts de uitkomst van het nadere onderzoek niet in zijn beoordeling heeft kunnen meenemen.
De kantonrechter neemt in zijn oordeel ook mee de deskundigenoordelen van het UWV, waaruit blijkt dat het alleszins aannemelijk was dat de werknemer niet in staat was om het door de werkgever gewenste gesprek aan te gaan, alsmede dat de re-integratie-inspanningen van de werknemer voldoende zijn geweest.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van achterstallig loon toe. Ook de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente worden toegewezen, zij het dat de wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25 procent.
Let op
In deze zaak verwijt de werkgever de werknemer dat hij (te) lang heeft gewacht met het aanvragen van een deskundigenoordeel over de vraag of de werkgever voldeed aan haar re-integratieverplichtingen. Dit argument wordt vaker gevoerd in rechte, maar het komt de werkgever zelden ten goede. Zo ook in deze zaak, waarin de kantonrechter oordeelt dat de werkgever heeft miskend dat zij ook zelf een deskundigenoordeel had kunnen aanvragen om uit de ontstane impasse te komen.
Bronnen
- Artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek (BW)
- Rechtbank Rotterdam, 12 april 2021 ECLI:NL:RBROT:2021:3641
Mr. I.D. Hoekerd | Rechtspraak voor Medezeggenschap 6, 2021
Studiedag Ambtelijk Secretaris
Tijdens de Studiedag Ambtelijk Secretaris op 30 september aanstaande leer je vooral hoe je als AS de or optimaal kunt ondersteunen in deze VUCA-tijden.
Een exclusieve dag om jezelf en de or te ontwikkelen! Bekijk het programma.
Geef een antwoord