De Scholingskamer van de bedrijfscommissies is gevraagd te bemiddelen bij een verschil van mening over een opleiding voor één van de or-leden. De bestuurder is van mening dat de opleiding niet nodig is voor het vervullen van or-taken.
Een or-lid heeft door zijn werk in de (vaste) contact- en vertrouwenscommissie van de or een zekere reputatie opgebouwd en wordt door medewerkers gezien als een (informele) vertrouwenspersoon. Binnen de organisatie is ook een officiële vertrouwenspersoon werkzaam.
De or hecht belang aan dit vertrouwelijke contact met de achterban en ziet graag dat het or-lid drie modules van de hbo-opleiding Psychologie gaat volgen, zodat hij zijn rol nog beter kan invullen.
‘Niet nodig’
De bestuurder vindt scholing van zijn personeel en de or-leden belangrijk en faciliteert deze ook ruimhartig. Maar hij is van mening dat de hbo-opleiding niet nodig is voor het vervullen van or-werk en wil deze niet vergoeden.
Duidelijk is dat het or-lid vanwege zijn (informele) rol veel relevante zaken verneemt waarin de bestuurder beleidsmatig is geïnteresseerd. In de huidige praktijk bereiken die signalen de bestuurder niet of nauwelijks. Het or-lid formeel benoemen in de functie van vertrouwenspersoon is echter niet mogelijk vanwege onverenigbaarheid van functies.
Na advies van en in overleg met de Scholingskamer wordt uiteindelijk het volgende afgesproken:
- de bestuurder erkent het or-lid als ‘informeel vertrouwenspersoon’;
- het or-lid overlegt in het vervolg periodiek en structureel met de afdeling HR, waarbij hij werkgerelateerde signalen op anonieme wijze zal rapporteren;
- de afdeling HR zal deze signalen gebruiken voor daarop te voeren beleid;
- om zijn (informele) functie zo goed mogelijk te kunnen vervullen, volgt het or-lid een cursus voor de functie van vertrouwenspersoon.
Onder deze voorwaarden mag het or-lid de door de or gewenste modules van de hbo-opleiding Psychologie volgen.
Beide partijen zijn het erover eens dat de positie van (informele) vertrouwenspersoon gekoppeld is aan de persoon. Dat betekent dat een or-lid dat hem op enig moment opvolgt in de commissie, niet automatisch een beroep kan doen op eenzelfde positie. Én dat het or-lid, wanneer hij de or verlaat, in aanmerking kan komen voor de formele positie van vertrouwenspersoon in de onderneming.