De medewerkers in de sociale werkvoorziening van een grote gemeente hebben een eigen ondernemingsraad. Deze or vraagt de bedrijfscommissie om te bemiddelen, omdat de bestuurder hem niet op tijd bij besluitvorming betrekt. Hierdoor ziet de or zich genoodzaakt zich voortdurend te beroepen op zijn advies- en instemmingsrecht.
De or klaagt dat ‘wat boven wordt beslist, niet naar beneden komt’. Het lagere management voert regelmatig maatregelen door zonder de or erbij te betrekken. Terwijl die maatregelen volgens de or wel advies- of instemmingsplichtig zijn. De or moet vaak van zijn achterban horen voor welke voldongen feiten deze door het lagere management wordt geplaatst. Daardoor voelt de or zich genoodzaakt als ‘politieagent’ op te treden.
De or stelt zich formalistisch op
De bestuurder zegt een goed lopende medezeggenschap belangrijk te vinden. Wel erkent hij dat de samenwerking met de or moeizaam verloopt. Het is lastig discussies over inhoudelijk toekomstig beleid te voeren met de or, omdat deze zich formalistisch opstelt en aan het begin van elk overleg meteen een advies- of instemmingsaanvraag eist. Wel erkent de bestuurder dat het bij een grote organisatie kan vóórkomen dat op de werkvloer dingen gebeuren waarvan de bestuurder niet op de hoogte is.
De bedrijfscommissie adviseert de or om selectiever te zijn met wat hij wel en niet doet. Zij adviseert de or om, samen met een extern procesbegeleider, een plan te maken voor welke onderwerpen wanneer behandeld worden. De bedrijfscommissie wijst erop dat de termijnen voor instemming of advies meestal pas gaan lopen als er een schriftelijke aanvraag is en niet meteen bij elk inhoudelijk overleg.
Om meer verkennend overleg mogelijk te maken, adviseert de bedrijfscommissie de partijen, om meteen aan het begin van de bespreking van een onderwerp alvast een datum vast te leggen waarop zal worden besproken of een onderwerp adviesplichtig, instemmingsplichtig of geen van beide is. De or hoeft dan niet bang te zijn dat er termijnen verlopen.