Afspraken gemaakt met de vakbonden prevaleren boven
het instemmingsrecht van de ondernemingsraad.
De feiten
De OR van een stadsdeelraad van de gemeente Amsterdam verzet zich tegen een wijziging van het functiewaarderings¬systeem, waarover de gemeente met de vakbonden een akkoord heeft bereikt. Het besluit is niet aan de ondernemingsraad voorgelegd en daarom heeft de OR op grond van artikel 27 van de WOR de nietigheid van het besluit ingeroepen. De gemeente Amsterdam heeft het beroep van de ondernemingsraad op de nietigheid afgewezen.
De OR van een stadsdeelraad van de gemeente Amsterdam verzet zich tegen een wijziging van het functiewaarderings¬systeem, waarover de gemeente met de vakbonden een akkoord heeft bereikt. Het besluit is niet aan de ondernemingsraad voorgelegd en daarom heeft de OR op grond van artikel 27 van de WOR de nietigheid van het besluit ingeroepen. De gemeente Amsterdam heeft het beroep van de ondernemingsraad op de nietigheid afgewezen.
De rechter
De ondernemingsraad stapt naar de kantonrechter teneinde de gemeente te dwingen zich te onthouden van uitvoering. De kantonrechter wijst de vorderingen van de OR af. In hoger beroep bevestigt het Hof het oordeel van de kantonrechter. De omstandigheid dat het hier een regeling van de overheid voor eigen personeel betreft, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van het Hof is in artikel 27, derde lid, WOR vastgelegd dat het primaat om te onderhandelen over primaire arbeidsvoorwaarden berust bij de vakorganisaties. Met vakbonden gemaakte afspraken prevaleren dan ook boven het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. Hiermee wordt voorkomen dat de ondernemer tweemaal over hetzelfde onderwerp dient te onderhandelen.
De OR gaat in cassatie, maar wordt opnieuw in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad baseert zich in zijn oordeel op een wetshistorische uitleg. Bij Wet van 13 april 1995 is de medezeggenschap van het overheidspersoneel onder de reikwijdte van de WOR gebracht. De bepaling in artikel 27, derde lid, werd niet gewijzigd en er is geen aanleiding te veronderstellen dat het artikel niet van toepassing zou zijn indien de overheid arbeidsvoorwaarden vaststelt voor het eigen personeel.
De ondernemingsraad stapt naar de kantonrechter teneinde de gemeente te dwingen zich te onthouden van uitvoering. De kantonrechter wijst de vorderingen van de OR af. In hoger beroep bevestigt het Hof het oordeel van de kantonrechter. De omstandigheid dat het hier een regeling van de overheid voor eigen personeel betreft, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van het Hof is in artikel 27, derde lid, WOR vastgelegd dat het primaat om te onderhandelen over primaire arbeidsvoorwaarden berust bij de vakorganisaties. Met vakbonden gemaakte afspraken prevaleren dan ook boven het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. Hiermee wordt voorkomen dat de ondernemer tweemaal over hetzelfde onderwerp dient te onderhandelen.
De OR gaat in cassatie, maar wordt opnieuw in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad baseert zich in zijn oordeel op een wetshistorische uitleg. Bij Wet van 13 april 1995 is de medezeggenschap van het overheidspersoneel onder de reikwijdte van de WOR gebracht. De bepaling in artikel 27, derde lid, werd niet gewijzigd en er is geen aanleiding te veronderstellen dat het artikel niet van toepassing zou zijn indien de overheid arbeidsvoorwaarden vaststelt voor het eigen personeel.
Commentaar
Deze uitspraak brengt geen verandering in de toepasselijkheid van art. 27, derde lid, WOR als het om het vaststellen van de primaire arbeidsvoorwaarden gaat. De OR komt daarbij geen instemmingsrecht toe. Het artikel is echter niet van toepassing op arbeidsvoorwaarden die door een publiekrechtelijk orgaan moeten worden goedgekeurd, maar door de ondernemer zelf worden vastgesteld.
Deze uitspraak brengt geen verandering in de toepasselijkheid van art. 27, derde lid, WOR als het om het vaststellen van de primaire arbeidsvoorwaarden gaat. De OR komt daarbij geen instemmingsrecht toe. Het artikel is echter niet van toepassing op arbeidsvoorwaarden die door een publiekrechtelijk orgaan moeten worden goedgekeurd, maar door de ondernemer zelf worden vastgesteld.
Door: Mr. Jan Hermes en mr. drs. P.M.T. Konings
Geef een antwoord