Een bedrijf dat een kwestie vrijwillig ter instemming voorlegt aan de ondernemingsraad, mag het bij een negatieve reactie van de OR niet ineens zeggen dat het toch om een niet-instemmingsplichtig onderwerp gaat en vervolgens haar eigen koers varen.
Dat is geen goed ondernemerschap, vindt de kantonrechter. De werkgever mag het besluit in kwestie voorlopig niet uitvoeren.
De situatie
NS Reizigers BV (NSR) heeft de ondernemingsraad om instemming gevraagd met het voornemen om Service en Veiligheidsmedewerkers die ook buitengewoon opsporingsambtenaar zijn, andere kleding te laten dragen dan de ‘gewone’ S&V-medewerkers. De OR heeft tegen bepaalde onderdelen van het voornemen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft NSR aangegeven dat het gaat om een niet- instemmingsplichtige kwestie en dat zij haar voornemen zal uitvoeren. De OR spant een kort geding aan.
De vordering
De ondernemingsraad vordert in kort geding een verbod op de uitvoering van het besluit.
Het oordeel
De rechter stelt vast dat het inderdaad om een niet-instemmingsplichtige kwestie gaat (art 27 lid 1 WOR). De vraag is dan of NSR met de OR is overeengekomen dat de OR over dit onderwerp instemmingsbevoegdheid heeft. Dat is zo, oordeelt de kantonrechter met verwijzing naar jurisprudentie en de wetsgeschiedenis. In een uitspraak van de Ondernemingskamer (JAR 2005/217) is bepaald dat er sprake is van een adviesplichtig besluit als zonder voorbehoud of voorwaarde advies is gevraag aan de OR en de OR er vanuit mocht gaan dat het een advies op grond van artikel 25 WOR was. Die regel moet volgens de kantonrechter analoog worden toegepast als het gaat om een instemmingskwestie. NSR heeft zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk om instemming gevraagd en daar mocht zij op grond van de regels van goed ondernemerschap niet op terugkomen. De kantonrechter verbiedt NSR om het besluit gedurende vier maanden uit te voeren zodat de OR de tijd heeft om een bodemprocedure te starten.
Uitbreiden instemmings- en adviesrecht
In artikel 32 WOR is geregeld dat bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de ondernemingsraad aan de OR meer bevoegdheden kunnen worden gegeven dan in de WOR genoemd worden. Als in die overeenkomst aan de OR een recht op advies of instemming wordt gegeven over andere onderwerpen dan de in de wet genoemde onderwerpen waarover advies- of instemmingsrecht bestaat, zijn de artikelen over instemmingsrecht en adviesrecht (art. 26 en 27 WOR) ook van toepassing.
Bron:
JAR 2010/63, Kantonrechter Utrecht
Instemmingsrecht OR
Kort geding, 15 februari 2010
Door mr. Ingrid Kooijman
Geef een antwoord