De ondernemingsraad heeft binnen een onderneming de meeste bevoegdheden om een besluit door een rechter te laten toetsen. Daarvoor moet je als OR wel bereid zijn buitenshuis je gelijk te halen. De mogelijkheden daartoe zijn volop aanwezig.
Alleen de kennis van die mogelijkheden draagt al bij aan het boeken van resultaten. Natuurlijk probeer je meningsverschillen eerst op te lossen door redelijk overleg. Vaak is dat voldoende, soms niet. Bijvoorbeeld omdat er teveel op het spel staat of omdat het meningsverschil zich niet laat overbruggen. Dan is het goed te weten dat je de kwestie voor kunt leggen aan onpartijdige instanties en dat zowel OR als directie gebonden is aan de uitspraak die dat oplevert. Niet om daar meteen naar te grijpen of zelfs mee te dreigen, maar omdat het je meer zelfvertrouwen geeft in het overleg.
Let op! Vanaf 2013 is het niet langer verplicht om eerst naar de bedrijfscommissie te stappen bij een geschil.
Welke weg? |
Waar naartoe? |
Wanneer? |
Algemene geschillenregeling WOR (art. 36 WOR ) | Via bedrijfscommissie eventueel naar kantonrechter | Voor alle geschillen (behalve over adviesrecht) op basis van de WOR of de extra bevoegdheden uit cao en ondernemingsovereenkomst |
Bijzondere geschillenregeling WOR (art. 26 WOR) | Ondernemingskamer van het hof te Amsterdam | Voor geschillen rond adviesplichtige besluiten |
Kort geding | Rechtbank | Voor spoedeisende zaken |
Meerdere wegen
Er staan een ondernemingsraad vele wegen open om meningsverschillen met de directie voor te leggen aan instanties buitenshuis (zie kader). Conflicten over het adviesrecht voeren meestal rechtstreeks naar de Ondernemingskamer van het Hof te Amsterdam. Alleen als er verschil van mening bestaat over de adviesplichtigheid van een besluit, kan dit na een bemiddelingspoging van de bedrijfscommissie, door de OR aan de kantonrechter worden voorgelegd.
Het kost echter tijd om de genoemde wegen te bewandelen. Tijd die niet altijd beschikbaar is, omdat de directie verder wil. En als er pas een uitspraak komt nadat het betreffende besluit is uitgevoerd, dan heeft de ondernemingsraad meestal alsnog het nakijken. Daarom kan de OR in spoedeisende zaken ook gebruik maken van een kort geding, om daarmee tenminste voorlopig de uitvoering op te schorten. De proceskosten komen altijd voor rekening van de onderneming.
Bedrijfscommissie, kantonrechter en Ondernemingskamer kijken met verschillende ogen naar de zaken die hun worden voorgelegd. De bedrijfscommissie heeft tot taak de partijen weer op één lijn te brengen door te bemiddelen. Indien er geen bemiddeling tot stand komt, zal de bedrijfscommissie een advies uitbrengen over het geschil. Zij probeert dus de kwestie zó te regelen dat de kantonrechter er niet aan te pas hoeft te komen.
Lastige zaken
Sommige problemen lenen zich daar niet voor omdat de oplossing uitsluitend te vinden is in het gelijk van één van beide partijen. De bedrijfscommissie probeert dan de ander daarvan te overtuigen. Als dit niet lukt of – in andere gevallen – een poging tot bemiddeling faalt, dan kan de kantonrechter nodig zijn. Pas daarbij op de termijnen. De bedrijfscommissie heeft twee maanden de tijd voor haar werk en mag dat, met goedvinden van beide partijen, met nog eens twee maanden verlengen. De kantonrechter moet worden ingeschakeld binnen dertig dagen na het verstrijken van de twee of vier maanden. Ook als de bedrijfscommissie nog niet klaar is.
Ondernemingskamer
Tijd speelt ook een belangrijke rol bij het inschakelen van de Ondernemingskamer. De OR heeft één maand de tijd om een verzoekschrift in te dienen. Deze termijn begint te lopen nadat de OR schriftelijk op de hoogte is gebracht van het omstreden besluit. De ondernemingsraad kan een verzoek niet zelf indienen. Dit moet door een advocaat gebeuren. Het gaat om besluiten die afwijken van het uitgebracht advies of waarover ten onrechte geen advies is gevraagd. Ook besluiten waarover weliswaar advies is gevraagd, maar waarbij dat niet is afgewacht of – naar achteraf blijkt – de OR onvolledig of onjuist is geïnformeerd, zijn op die manier aanvechtbaar.
De Ondernemingskamer vraagt zich af of het door de OR aan de kaak gestelde besluit ‘kennelijk onredelijk’ is. Dat is iets anders dan het vaststellen of het het beste of zelfs maar een redelijk besluit is. Als de directie zich niet aan de regels van de wet heeft gehouden of als duidelijk wordt dat hij bij zijn besluit geen rekening heeft gehouden met het uitgebrachte advies, kan de OR in het gelijk worden gesteld.
Kantonrechter
De kantonrechter heeft nog een bijzondere rol in die gevallen dat de ondernemingsraad een gevraagde instemming niet geeft. Met een beroep op de onredelijkheid van het OR-standpunt of het aanwezig zijn van zwaarwegende belangen van de ondernemer kan de kantonrechter dan een vervangende goedkeuring geven en daarmee de OR buitenspel zetten. Voor andere zaken let hij vooral op een goede toepassing van de WOR.
Los van de organisatiecultuur en de persoonlijke opvattingen van met name de directie is de procedure voor de bedrijfscommissie eigenlijk heel laagdrempelig. De commissie zoekt naar een schikking, brengt doorgaans geen kosten in rekening en zowel zitting als uitspraak trekken weinig publiciteit. Eigenlijk een ideale manier om hardnekkige meningsverschillen eens aan een onafhankelijke deskundige voor te leggen. Soms spreken partijen tevoren met elkaar af dat ze het voorstel van de commissie als bindend zullen beschouwen. Ze zien dan dus af van een eventueel vervolg bij de kantonrechter.
Aandacht media
Heel anders ligt dat bij zaken voor de Ondernemingskamer. Uitspraken van deze rechter halen altijd wel de vakbladen en vaak de landelijke media. De vuile was gaat naar buiten en dat vinden ook ondernemingsraden lang niet altijd prettig. Toch verzwakt zo’n raad zijn eigen positie bij adviesplichtige besluiten als de directie al weet dat de OR toch niet naar de rechter zal stappen.
De directie is verplicht de uitvoering van een besluit dat afwijkt van het uitgebrachte OR-advies met één maand op te schorten. In die maand kan de OR overwegen al dan niet gebruik te maken van zijn beroepsrecht. Het is niet bekend hoeveel meningsverschillen worden opgelost doordat de raad de directie hieraan houdt. Wél is er vaak een veranderde opstelling van de directie zichtbaar zodra de raad vasthoudt aan dit uitstel. Er blijken opeens nieuwe openingen voor overleg als er een kans is dat de OR zich tot de rechter zal wenden. En ruim de helft van de zaken die alsnog aan de Ondernemingskamer worden voorgelegd, leiden niet tot een vonnis. Dat betekent dat tijdens die procedure partijen er toch nog met elkaar uit zijn gekomen.
Deskundige bijstand
Het bewandelen van de weg van externe toetsing heeft ook vaak succes omdat de ondernemingsraad daarbij een advocaat in de arm neemt. De jurisprudentie rond de WOR is een specialistisch terrein, waarvan de huisadvocaat van de ondernemer doorgaans weinig kennis heeft. Het collegiale contact tussen beide advocaten zorgt er niet zelden voor dat al vóór de zitting het meningsverschil wordt opgelost. De directie draagt de kosten van deze bijstand mits hij er van tevoren van op de hoogte is gebracht en deze redelijkerwijs nodig zijn voor de taakuitoefening van de ondernemingsraad. Daar is in het geval van het starten van een procedure al snel sprake van.
Al met al is het beroepsrecht van ondernemingsraden een krachtig instrument. Ook zonder dat de rechter er daadwerkelijk aan te pas hoeft te komen. Voorwaarde is wél dat de raad het instrument kent en bereid is om het – indien nodig – in te zetten. Het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen is dan al gauw niet meer zo groot.
Geef een antwoord