Een werkgever zegt de arbeidsovereenkomst met een werknemer op, nadat het UWV daartoe toestemming heeft verleent. De werknemer doet echter een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging vanwege zijn lidmaatschap van de personeelsvertegenwoordiging ("PVT").
Feiten
Binnen de onderneming van de werkgever bestaat geen animo voor een ondernemingsraad. In plaats daarvan benadert de werkgever eind 2010/begin 2011 enkele werknemers om deel te nemen aan regulier ‘werkoverleg’. Uiteindelijk selecteert hij vijf werknemers. Een formele stemming vindt niet plaats. De werkgever meent dat er geen sprake is van een pvt in de zin van de WOR. De werknemer stelt echter dat – niettegenstaande eventuele wettelijke vormvereisten – de reguliere werkoverleggen in de praktijk kwalificeren als overleg met een PVT.
De werknemer is sinds 12 april 2011 voorzitter van de (vermeende) PVT. Hij stelt zich op het standpunt dat de werkgever zijn arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen, omdat er een opzegverbod geldt op grond van artikel 7:670 BW in verband met zijn ‘PVT-lidmaatschap’. De werkgever maakt onverminderd gebruik van de door het UWV verleende toestemming en zegt de arbeidsovereenkomst op. De werknemer doet een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging en sommeert de werkgever tot loondoorbetaling. Deze stelt zich op het standpunt dat er geen opzegverbod geldt en dat de werknemer bovendien de vernietigbaarheid niet tijdig en juist heeft ingeroepen. De werkgever geeft dan ook geen gehoor aan de sommatie. Daarop start de werknemer een procedure in kort geding.
Voorlopige Voorziening Kantonrechter
De kantonrechter besteedt eerst aandacht aan de vraag of de werknemer de vernietigbaarheid tijdig en juist heeft ingeroepen. In dit kader bepaalt artikel 7:677 lid 5 BW een vervaltermijn van twee maanden ná de opzegging. De werknemer heeft zich wel aan deze termijn gehouden, gerekend vanaf het moment dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De kantonrechter passeert het standpunt van de werkgever, dat de vervaltermijn is gestart tijdens de voorafgaande UWV-procedure en dat de werknemer mitsdien te laat heeft gehandeld. Daarnaast volgt de kantonrechter evenmin het argument van de werkgever, dat de vernietigbaarheid niet rechtsgeldig is omdat de werknemer zich niet op het juiste wetsartikel heeft beroepen. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer voldoende duidelijk heeft omschreven dat hij zich beroept op een opzegverbod in verband met zijn PVT-lidmaatschap. Het niet noemen van het juiste wetsartikel acht de kantonrechter niet doorslaggevend.
De kantonrechter oordeelt dat de werknemer aannemelijk heeft gemaakt dat de PVT zoals die binnen het bedrijf van de werkgever functioneert, moet worden aangemerkt als een medezeggenschapsorgaan in de zin van de WOR. Het feit dat er geen formele stemming heeft plaatsgevonden doet niet af aan deze kwalificatie. Volgens de kantonrechter gaat het er om dat de meerderheid van de werknemers een stemming kunnen afdwingen. In onderhavig geval hebben de werknemers kennelijk ingestemd met een ‘vrijwillige aanwijzing’ door werkgever.
Als slotsom overweegt de kantonrechter dat er een opzegverbod van toepassing is en dat de werknemer een tijdig en rechtsgeldig beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging. Daarom is de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd en is de werkgever verplicht tot loondoorbetaling.
Commentaar
Hoewel artikel 35c lid 1 WOR bepaalt dat PVT-leden moeten worden gekozen bij geheime schriftelijke stemming, blijft een formele stemming dikwijls achterwege. Geschikte kandidaten worden vaak – al dan niet in onderling overleg tussen werknemers en werkgever – gevonden onder de bereidwilligen binnen het bedrijf. Getuige – onder meer – de onderhavige uitspraak doet deze praktische aanpak geen afbreuk aan de status van de PVT. Het blijft een medezeggenschapsorgaan in de zin van de WOR en haar leden komen de rechten toe die gepaard gaan met lidmaatschap.
Kantonrechter Eindhoven, 19 april 2013, LJN: BZ8330
Auteur: Ilya Hoekerd, advocaat bij Baker & McKenzie Amsterdam N.V.
Meer interessante en relevante jurisprudentie vind je in Rechtspraak voor Medezeggenschap.
Geef een antwoord