Een bestuurder heeft gepeild of er behoefte bestaat aan een PVT. Dit bleek het geval te zijn. In reactie daarop laat de bestuurder weten dat hij na de oprichting van de PVT over een aantal onderwerpen advies zal vragen.
Nog voor de oprichting van de PVT dient de bestuurder vervolgens een ontslagaanvraag voor 18 van de 42 werknemers in bij het UWV. Wel laat hij weten nog met de PVT in gesprek te willen treden over de voorgenomen reorganisatie.
Tijdens de eerste overlegvergadering verzoekt de PVT om een adviesaanvraag. Zij stelt voorts dat zij niet meer in staat is om nog wezenlijke invloed uit te oefenen op het besluit en dat daarom intrekking van de ontslagaanvragen moet volgen. Naast een formeel standpunt over de vraag of de PVT wel rechtsgeldig is opgericht, neemt de bestuurder het standpunt in dat de PVT nog niet bestond op het moment van de aanvraag van de ontslagvergunningen en er daarom evenmin sprake was van adviesrecht.
Voorzieningenrechter
Dat de PVT niet rechtsgeldig zou zijn opgericht wordt door de voorzieningenrechter gepasseerd. De bestuurder had namelijk uit de positieve reacties van de werknemers kunnen afleiden dat er voldoende behoefte bestond aan de oprichting van een PVT. Dat die werknemers vervolgens feitelijk zelf de oprichting ter hand nemen en organiseren, impliceert niet dat de PVT niet rechtsgeldig is opgericht.
Bovendien heeft de bestuurder de PVT tijdens de overlegvergadering wel als volwaardige gesprekspartner aanvaard. Zijn verweer dat de PVT nog niet was opgericht ten tijde van de indiening van de ontslagaanvragen en hij dus niet gehouden was advies aan de PVT te vragen, wordt ook gepasseerd. Het is volgens de voorzieningenrechter niet goed denkbaar dat de bestuurder ten tijde van de indiening van de ontslagaanvragen niet wist dat de PVT reeds was of binnen enkele dagen zou worden opgericht. De verkiezingen waren namelijk al gehouden en er waren diverse mails over de PVT verstuurd. In het licht hiervan had van de bestuurder mogen worden verwacht dat hij de oprichting van de PVT zou afwachten alvorens de ontslagaanvraag in te dienen. De rechter beveelt de bestuurder om de ontslagaanvragen in te trekken dan wel (indien de vergunningen al zijn verleend) daarvan geen gebruik te maken.
Commentaar
Over het algemeen heeft een PVT medezeggenschapsrechten vanaf het moment dat zij formeel opgericht is. In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter echter dat de PVT al adviesrecht toekwam nog voor haar daadwerkelijke oprichting. Dit is een terecht oordeel, gezien het feit dat overduidelijk was dat de PVT binnen zeer korte termijn zou worden opgericht. Bovendien was de reorganisatie (ook) op te schorten omdat de bestuurder op grond van artikel 35b lid 5 WOR (én vanuit goed werkgeverschap) alle werknemers vóór het indienen van de ontslagaanvragen bijeen had moeten roepen en over de voorgenomen reorganisatie had moeten informeren. Vervolgens had deze personeelsvertegenwoordiging de gelegenheid moeten krijgen om (tijdig) advies uit te brengen. Vanuit medezeggenschapsrechtelijk perspectief is ook dit oordeel dus terecht.
Voorzieningenrechter Amsterdam, 11 maart 2013, LJN: BZ4291
Auteur: Inge Hofstee, partner van Boontje Advocaten
Meer interessante en relevante jurisprudentie vind je in Rechtspraak voor Medezeggenschap.
Geef een antwoord