Een or stelt zijn ondernemer tweemaal in kennis van te maken kosten conform artikel 22 lid 2 WOR. De ondernemer wijst beide af en de or stapt naar de rechter. Die komt met een opmerkelijke uitspraak.
De eerste kostenmelding gaat over de inschakeling van een pensioendeskundige die gevraagd is te kijken naar de overgang van pensioenrechten in het verleden. De tweede over het inschakelen van een advocaat om een procedure te voeren. Volgens de ondernemer hebben de verzoeken geen betrekking op een taak van de or. Het gaat niet om het inschakelen van een deskundige als bedoeld artikel 16 WOR; er is geen sprake van een voorgenomen besluit ten aanzien van pensioenaangelegenheden. Bovendien gaat het om zaken die in het verleden hebben gespeeld en behoren pensioenaangelegenheden tot het takenpakket van de gor. Via de gor en de door de gor op kosten van de ondernemer ingeschakelde deskundigen, is de or steeds over deze kwestie geïnformeerd en geraadpleegd. De inschakeling van een or-deskundige zou niet alleen tot dubbele en onnodige kosten leiden, maar ook een precedent scheppen voor de overige or’s. Dat zou leiden tot een verwarrende toestand. De or vraagt de kantonrechter op grond van art 36 WOR om de kosten alsnog te mogen maken.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de or niet ontvankelijk is, omdat hij niet vooraf schriftelijk om de bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft gevraagd. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het verzoek ook afgewezen zou zijn als de or wel ontvankelijk zou zijn. Er is geen sprake van een voorgenomen besluit en dat staat toewijzing van het verzoek in de weg. De kantonrechter oordeelt voorts dat artikel 16 WOR evenmin uitkomst biedt, nu het onderhavige onderwerp waarover advisering is gevraagd, niet ter vergadering zal worden behandeld. Tot slot oordeelt de kantonrechter dat als er wel een voorgenomen besluit zou zijn en dit op de agenda van de gor zou staan, het wel voorstelbaar zou zijn dat de or zich afvraagt of hij ter zake een rol heeft, en zich in dat kader van advies had willen voorzien. Die situatie is volgens de rechter niet aan de orde.
Commentaar
Interessant is dat de kantonrechter de or niet ontvankelijk verklaart, omdat hij de kwestie eerst had moeten voorleggen aan de bedrijfscommissie. Dit was tot juli 2013 inderdaad de juiste te bewandelen weg, maar tegenwoordig niet meer. De kantonrechter lijkt niet goed op de hoogte te zijn van deze (inmiddels toch wat oude) wetswijziging. Zijn uitspraak is dan ook juridisch onjuist. Wat dat betreft lijkt deze uitspraak zich goed te lenen voor hoger beroep. Of de uitspraak dan inhoudelijk tot een andere uitkomst zal leiden is de vraag. De rechter heeft immers overwogen dat de uitspraak anders ook zou zijn afgewezen, omdat de WOR geen ingang zou bieden om de in casu te maken kosten te verhalen op de ondernemer. De vraag is of de kantonrechter het hier bij het juiste eind heeft en de wet niet te beperkt uitlegt. In de regel is het namelijk zo dat de or mag bepalen of, en in welke gevallen, hij een deskundige nodig heeft.
Bron: Kantonrechter Almelo, 4 maart 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:1194
Auteur Esther Markestein-Burgers is advocaat bij Boontje Advocaten te Amsterdam
TIP! Ken jij de wet- en regelgeving die van belang is voor jouw organisatie? Laat je bijpraten tijdens de OR Wetgeving- en Actualiteitendag
Geef een antwoord