Een ondernemer vraagt de kantonrechter om vervangende toestemming voor het plaatsen van beveiligingscamera’s.
De ondernemer produceert hoogwaardige technologische producten, waaronder zogenoemde Industrial Computers (IPC’s). In de assemblage worden hoogwaardige, relatief kleine componenten verwerkt die ook in reguliere computers kunnen worden gebruikt. De componenten worden in een vergrendelde kast opgeborgen die zich op de productievloer bevindt. Maar deze ruimte is voor allerlei personeel en klanten toegankelijk en het is gemakkelijk om ongemerkt componenten weg te nemen.
Or stemt niet in met camerabeveiliging
Om die reden wil de ondernemer camerabeveiliging toepassen. Hij vraagt de or om instemming, maar deze weigert. Volgens hem is er geen sprake van diefstalgevoelige componenten en wordt met het permanente cameratoezicht vergaand inbreuk gemaakt op de privacy van de werknemers. Bovendien zou niet worden voldaan aan artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De ondernemer vraagt vervangende toestemming aan de kantonrechter.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter meent dat de ondernemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er diefstalgevoelige componenten worden gebruikt bij de assemblage van de IPC’s. Deze kleine onderdelen kunnen gemakkelijk ongezien worden meegenomen. De ondernemer heeft een gerechtvaardigd belang bij de inzet van de camera’s, omdat er recent verschillende goederen zijn gestolen en veel verschillende mensen toegang hebben tot de productiehal waar de componenten zich bevinden. De inzet van camerabeveiliging is noodzakelijk omdat andere middelen (zoals dagelijkse tellingen, poortjes en visitatie steekproeven) minder passend zijn.
Besluit voldoet aan de wet
Verder oordeelt de kantonrechter dat de cameraopnames strikt zijn toegesneden op het doel, namelijk het beschermen van bedrijfseigendommen en de preventie van de diefstal. Bovendien zijn de camera’s voor een ieder zichtbaar en is de aanwezigheid van de camera’s duidelijk zichtbaar. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemers is daardoor beperkt. Er wordt daarmee voldaan aan de eisen van artikel 8 aanhef en sub f Wbp.
De kantonrechter concludeert dat de inzet van camerabeveiliging wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, -economische en -sociale redenen en verleent dan ook vervangende toestemming.
Commentaar op het vonnis
Als een ondernemer zich tot een kantonrechter wendt voor vervangende toestemming, zal deze de zaak inhoudelijk bekijken (dit in tegenstelling tot wanneer een or na zijn nietigverklaring van een besluit zich tot de kantonrechter wendt om uitvoering van het besluit te stoppen).
In deze kwestie vroeg de ondernemer vervangende toestemming alvorens uitvoering te geven aan het besluit. Er werd nu inhoudelijk gekeken naar de (on)redelijkheid van de beslissing en van de weigering van de or om in te stemmen met een besluit. Een kantonrechter weegt in zo’n
geval de verschillende belangen tegen elkaar af.
Rechtbank Oost-Brabant, 20 september 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:5172
Auteur Esther Markestein-Burgers is advocaat bij Boontje Advocaten
Geef een antwoord