Met de invoering van de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen per 1 januari 2017 zijn de (G)MR en de toezichthouder verplicht minimaal twee maal per jaar met elkaar te overleggen. Het project Versterking medezeggenschap heeft een handreiking opgesteld om vorm te kunnen geven aan zinvol overleg.
De handreiking gaat nader in op onder meer het doel van het overleg, wie erbij aanwezig hoort te zijn en welke onderwerpen op de agenda kunnen staan.
Het initiatief voor kennismaking ligt bij de RvT. Uiteraard staat het de (G)MR vrij de RvT te benaderen voor een gesprek. De handreiking benadrukt het belang van het maken van transparante afspraken tussen RvT en (G)MR naar de bestuurder. Openheid bevordert een goed contact tussen de driehoek, en het vraagt een coöperatieve houding van alle betrokkenen.
Onderwerpen op de agenda
In het overleg kunnen alle onderwerpen die de school(organisatie) betreffen aan de orde komen. Kijk bij onderwerpen die het beleid betreffen ook naar de processen rondom het beleid. Handelt het bestuur volgens het eigen vastgestelde beleid? Is de (G)MR betrokken geweest bij de totstandkoming van dat beleid?
In dit overleg horen volgens de handreiking geen functionele zaken thuis, zoals welke leerkracht welke klas heeft. De RvT mag ook niet worden gezien als een ‘klachtenbureau’.
Enkele voorbeelden van onderwerpen die op de agenda kunnen staan zijn:
- het strategisch beleid van de school
- het financieel meerjarenbeleid (waarbij de vraag centraal staat of de beschikbare middelen doelmatig en rechtmatig worden aangewend om het vaststelde beleid vorm te geven)
- de kwaliteit van het onderwijs
- de onderwijscultuur
- de toekomstige ontwikkelingen die van invloed zijn op het onderwijs(aanbod)
- het functioneren en belonen van de bestuurders
- het functioneren van de medezeggenschap
- de naleving van de Code Goed Bestuur.
Vermijd onderwerpen waarover bestuur en (G)MR actueel formeel overleg voeren en waarover het gesprek nog gaande is.
Het project Versterking medezeggenschap is een initiatief van alle bij medezeggenschap betrokken onderwijsorganisaties (besturen, personeelsvakorganisaties, ouderorganisaties en de leerlingenorganisatie) en richt zich op medezeggenschapsraden en bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs.
Geef een antwoord