Tussen de ondernemer en de ondernemingsraad ontstaat een geschil over de invoering van de winterdienstregeling in het Utrechtse busvervoer. De or stemt niet in met het voornemen. De ondernemer vraagt de kantonrechter zonder succes om vervangende toestemming om het besluit te kunnen nemen. De kantonrechter oordeelt dat de winterdienstregeling niet in lijn is met een eerdere toezegging van de ondernemer.
De feiten
Voor werknemers in het streekvervoer geldt een andere cao dan voor werknemers in het stadsvervoer. Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden is dus gewenst. De ondernemer gaat daarom met de vakbonden in overleg. Daarbij is een vaste commissie van de ondernemingsraad betrokken.
Uiteindelijk bereiken de ondernemer en de vakbonden overeenstemming over overgang naar de cao Openbaar Vervoer.
De rust- en hersteltijden
Het convenant bevat onder andere afspraken over de werktijdenregeling. Daarbij is in het convenant opgemerkt dat er geen noemenswaardige verschillen worden verwacht in de rust- en hersteltijden. Rust- en hersteltijden zijn bedoeld om buschauffeurs de gelegenheid te geven om even de benen te strekken voordat het rijden wordt hervat of om opgelopen vertraging in te lopen.
Korte tijd later ontstaat er discussie over de rust- en hersteltijden. De or is van mening dat de chauffeurs te weinig rust- en hersteltijd wordt geboden. De diensten worden als zwaar ervaren. Dat is ook de reden waarom de or niet instemt met de voorgenomen winterdienstregeling.
De ondernemingsraad roept de nietigheid in
Ondanks het gebrek aan instemming neemt de ondernemer het besluit. De ondernemingsraad roept de nietigheid in. Daarop vraagt de ondernemer de kantonrechter om vervangende toestemming. Voor het geval dit verzoek wordt afgewezen, verzoekt de ondernemingsraad om een verklaring dat het besluit nietig is, om de ondernemer te verplichten om het besluit in te trekken en om uitvoering stop te zetten.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter kan volgens de Wet op de ondernemingsraden vervangende toestemming geven als:
- de beslissing van de ondernemingsraad om niet in te stemmen onredelijk is. De kantonrechter beoordeelt dit terughoudend; of
- het besluit nodig is vanwege zwaarwegende bedrijfseconomische, bedrijfsorganisatorische of bedrijfssociale redenen.
De ondernemer is van mening dat de opstelling van de ondernemingsraad onredelijk is. Er is uitgebreid overleg gevoerd met de ondernemingsraad over de harmonisatie van de werktijdregeling. Ook is de ondernemer bij de eerdere zomer- en herfstdienstregeling al tegemoet gekomen aan verlangens van de ondernemingsraad. Daarom had de ondernemingsraad in moeten stemmen, aldus de ondernemer.
Afspraak wordt niet nageleefd
De kantonrechter gaat hier niet in mee. Het bezwaar van de ondernemingsraad tegen de winterdienstregeling ziet in de kern op het feit dat de met de vakbonden gemaakte afspraak dat er geen noemenswaardige verschillen in de rust- en hersteltijden zullen optreden, niet wordt nageleefd.
Ook zonder dat de ondernemingsraad partij is bij die afspraak, mag hij de ondernemer daar aan houden bij de uitoefening van zijn instemmingsrecht.
De ondernemingsraad heeft herhaaldelijk, ook bij de zomer- en herfstdienstregeling, aandacht gevraagd voor naleving van deze afspraak. De betrokkenheid van de vaste commissie bij de afspraken met de vakbonden kan niet aan de ondernemingsraad worden tegengeworpen. De afspraken bevatten geen concrete normen voor hersteltijden en niet is gebleken dat de commissie de ondernemingsraad wilde binden.
Kortom, de ondernemingsraad heeft zich niet in het verleden gecommitteerd aan de winterdienstregeling. De ondernemingsraad heeft zijn beslissing om niet in te stemmen dan ook voldoende gemotiveerd met de tekst ‘vooral de rust en hersteltijd in de diensten is aanleiding om niet tot instemming over te gaan met de diensten.’
Afweging van argumenten
Gelet op alle eerdere communicatie hierover tussen de ondernemingsraad en de ondernemer, was het de ondernemer duidelijk waarom de ondernemingsraad niet instemde. De kantonrechter gaat dan over tot afweging van argumenten van de ondernemer tegen die van de ondernemingsraad.
Het staat niet ter discussie dat de ondernemer een bedrijfseconomisch belang heeft bij invoering van de winterdienstregeling. De productiviteit stijgt daardoor, maar datzelfde belang bestond toen de afspraken met de vakbonden zijn gemaakt. Daarom draait deze zaak om de vraag of de toezegging door de ondernemer over de rust- en hersteltijden wordt nageleefd.
Als de situatie vóór harmonisatie wordt vergeleken met de situatie daarna, dan blijkt dat de hersteltijd is verminderd naar 78 procent. Dit is meer dan een noemenswaardig verschil. De ondernemer komt daarmee de toezegging niet na. Het betekent dat het redelijk is dat de ondernemingsraad niet instemt.
Zwaarwegende redenen?
De ondernemer stelt dat het vanuit bedrijfseconomisch perspectief onverantwoord is om de winterdienstregeling niet door te voeren. Dit gaat ten koste van de productiviteit en dat betekent dat beneden het voor 2017 begrote rendement wordt uitgekomen.
De kantonrechter vindt deze omstandigheden niet zwaarwegend. Zij bestonden al toen de afspraak met de vakbonden is gemaakt. De bedrijfseconomische situatie is sindsdien niet dramatisch verslechterd.
De kantonrechter verleent geen vervangende toestemming en verklaart voor recht dat het besluit nietig is. Dit betekent dat het besluit geacht moet worden nooit te zijn genomen. De kantonrechter wijst daarom het verzoek om de ondernemer te verplichten om het besluit in te trekken af. Dat is
niet meer nodig. Inmiddels wordt er al op basis van de winterdienstregeling gewerkt. De ondernemingsraad verzoekt dan ook een verbod om na zes weken na de uitspraak nog uitvoering te geven aan de winterdienstregeling.
De kantonrechter wijst dit verzoek af vanwege praktische redenen. De periode tot de zomerdienstregeling is te kort. Het kan niet van de ondernemer worden verlangd om voor ruim twee weken een andere dienstregeling op te stellen, die natuurlijk eerst voor instemming aan de ondernemingsraad moet worden voorgelegd. De focus moet nu op de zomerdienstregeling komen te liggen.
Aantekening
De tijd haalt soms de zaak in. In dit geval verlaat de ondernemingsraad de rechtszaal met winst op zak, maar de winterdienstregeling is op dat moment al bijna ten einde. Toch kan de ondernemingsraad de uitspraak gebruiken, namelijk in de discussie over de zomerdienstregeling. In die zin is dit waarschijnlijk geen pyrrusoverwinning.
Opvallend is natuurlijk wel dat het besluit over de winterdienstregeling nietig is, en dus eigenlijk niet bestaat, maar dat dit wel nog even mag worden uitgevoerd. Dat is niet zuiver, maar wel praktisch.
Dat de tijd soms de zaak inhaalt, is niet gunstig. Dat betekent dat het voor ondernemers kan lonen om uit te gaan voeren, ook al mag dat juridisch niet. Het komt vaker voor dat de rechter vervolgens de ondernemingsraad gelijk geeft, maar dat het besluit feitelijk (deels) in stand laat. Dat komt niet ten goede van de positie en het aanzien van de ondernemingsraad.
Let op
De ondernemingsraad heeft volgens artikel 27 lid 5 WOR één maand de tijd om de nietigheid in te roepen van een besluit van de ondernemer, genomen zonder de benodigde instemming van de ondernemingsraad. Het inroepen van nietigheid kan via een brief of e-mail.
Mr. K.M.J.R. Maessen
- Kantonrechter Utrecht, 3 mei 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2223
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Rechtspraak voor Medezeggenschap
Lees meer:
Medezeggenschap op koers
Hoe blijft de medezeggenschap op koers om een relevante bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de organisatie? Kom naar het congres Medezeggenschap op koers en leer alles over veranderende organisaties en de rol van de or. Met inspirerende plenaire verhalen, praktijkgerichte workshopsessies, praktijkcases, discussierondes en een informatiemarkt.
Geef een antwoord