De werkgever (een bank) wil voorkomen dat een boek wordt gepubliceerd en verspreid. Het boek plaatst de bank namelijk in een kwaad daglicht en vermeldt daarbij de namen van (oud-)werknemers. De werkgever is van mening dat dit onrechtmatig is.
Het is namelijk een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van (oud-)werknemers. De Hoge Raad ziet niet in dat de verteltechniek van het boek een rechtvaardiging voor deze inbreuk vormt.
De feiten
Een stichting die opkomt voor mensen die door toedoen van hun bank in de problemen zijn geraakt, laat een boek schrijven. De stichting is zelf de uitgever van het boek. Op de achterkant van het boek staat dat de bank rommelt met pandaktes, plundert, steelt, intimideert, klanten achtervolgt en listig gebruik maakt van vertrouwen. ‘’Alles lijkt geoorloofd in de jacht’’.
Het verhaal is volgens de achterkant een waargebeurd verhaal. In het boek worden de namen genoemd van (oud-)werknemers van de bank, die in de periode waarover het boek gaat bij de bank werkzaam waren. De bank vordert in kort geding onder andere een verbod op het drukken, vermenigvuldigen en verspreiden van de inhoud van het boek met daarin namen van (oud-)werknemers.
In een kwaad daglicht
Ook vordert de bank vernietiging van de al bestaande exemplaren. Volgens de bank is er sprake van onrechtmatig handelen ten opzichte van de (oud-)werknemers.
Omdat hun naam in het boek staat, worden zij geraakt in hun persoonlijke levenssfeer. Zij worden in het boek in een kwaad daglicht gezet. Dit terwijl het boek de zaken had kunnen beschrijven zonder namen te noemen.
Oordeel voorzieningenrechter en Gerechtshof
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de bank toe. Er is geen gerechtvaardigd belang om de namen van de (oud)werknemers in het boek te noemen.
Het Gerechtshof heeft echter een andere mening. Voor de mensen die het boek zullen lezen, zal duidelijk zijn dat de bank minder verwijt treft dan de achterkant van het boek suggereert. Dat het boek namen noemt, betekent niet automatisch dat dit de werknemers hindert in hun privéleven.
Er is hooguit sprake van een kleine aantasting van het recht op goede naam of eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het is van belang om de namen te noemen vanwege de verteltechniek van het boek.
Het gaat namelijk om een verteltechniek waarbij de lezer als het ware bij de gebeurtenissen aanwezig is: er wordt minutieus verslag gedaan van gebeurtenissen. Het boek dient verder ook een algemeen belang. De vrijheid van meningsuiting van de stichting weegt zwaarder.
Daarop gaat de bank in cassatie.
Oordeel Hoge Raad
Eerst oordeelt de Hoge Raad dat de bank belang heeft bij cassatie. De Hoge Raad overweegt dat de bank als werkgever opkomt voor haar (oud)werknemers. Zij worden volgens de bank geschaad door een boek waarin zij een rol spelen in verband met hun werkzaamheden voor de bank.
Daarom kan de bank de vordering instellen. De werkgever heeft daar zelf belang bij (bescherming van werknemers) en dit kan ook vanuit goed werkgeverschap. De (oud-)werknemers hebben daar geen bezwaar tegen en steunen de vordering.
Dan gaat de Hoge Raad de inhoud in. De vermelding van namen in het boek vormt een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, maar publicatie van het boek valt onder het recht op vrijheid van meningsuiting.
Welk recht weegt zwaarder in dit geval?
Beide rechten zijn fundamenteel. Geen van beide rechten gaat zomaar voor op de ander. Welk recht weegt zwaarder in dit geval? Om die vraag te beantwoorden, moeten alle omstandigheden van het geval worden afgewogen.
De inbreuk op het recht dat aan het kortste eind trekt, moet noodzakelijk zijn voor de bescherming van het andere recht. In dit geval valt volgens de Hoge Raad niet zonder verdere motivering in te zien waarom de namen in het boek moeten worden genoemd.
De verteltechniek rechtvaardigt dit niet. Het boek had namelijk gefingeerde namen of geanonimiseerde namen kunnen noemen. Ook het algemeen belang wordt niet specifiek gediend met het noemen van namen.
Zelfs als het noemen van namen geen ernstige gevolgen voor de (oud)werknemers met zich meebrengt, hebben zij recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Kortom, de Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof.
Aantekening
Botsing van grondrechten kan lastige situaties opleveren. Het uitgangspunt is dat beide rechten in dit geval evenveel respect verdienen. Er moet dus een belangenafweging plaatsvinden. Daarbij moet onder andere worden gekeken naar de mate waarin het noemen van namen bijdraagt aan een debat over een onderwerp van algemeen belang.
Ook de rol en functie van de betrokkenen zijn van belang. In dit geval staat vast dat het gaat om (oud-)werknemers die niet al bekend zijn en zelf ook geen publiciteit hebben gezocht. Het zijn geen leidinggevenden, maar juist uitvoerenden.
Verder is de manier van publicatie van belang. De gekozen verteltechniek in een boek vereist niet automatisch dat het boek namen noemt. De Hoge Raad maakt duidelijk dat werkgevers voor hun werknemers en zelfs voor (oud)werknemers aan de bel kunnen trekken om hun privacyrecht te beschermen.
Let op
Het recht op privacy staat steeds vaker in de schijnwerpers. De ondernemingsraad heeft een instemmingsrecht (zie Artikel 27 lid 1 k WOR ) op regelingen over verwerking en bescherming van persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen. Verwerken is een heel ruim begrip. Daaronder valt ook het ordenen, opvragen, bewaren, verspreiden en vernietigen van gegevens.
Hoge Raad, 31 maart 2017 – ECLI:NL:HR:2017:569
mr. K.M.J.R. Maessen, De Voort Advocaten | mediators in Tilburg
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Rechtspraak voor Medezeggenschap.
Ontwikkel jezelf op de OR workshopdag!
Weinig tijd als or-lid om je bij te scholen? Binnen één dag naar een optimaal functioneren dankzij de OR workshopdag! Met keuze uit maar liefst 14 verschillende workshops!
Geef een antwoord