Een van de grootste gemeenten in het land heeft in 2013 een nieuwe organisatiestructuur voorgesteld. Deze is, na een adviestraject met de centrale ondernemingsraad, per 1 januari 2015 ingevoerd. De partijen twisten echter over de wijze waarop de medezeggenschapsstructuur moet worden ingevuld.
In de nieuwe structuur is sprake van 36 resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE), onderverdeeld in vier clusters, zeven bestuurscommissies en een resultaatverantwoordelijke eenheid op centraal niveau.
Ieder cluster heeft een directeur. Deze vormen tezamen met de gemeentesecretaris het gemeentelijk managementteam dat gezamenlijk verantwoordelijk is voor de aansturing van de organisatie.
Standpunt cor
Volgens de cor en het merendeel van de ondernemingsraden is, zoals het voorheen was, passend en conform de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van de WOR, dat op het laagste niveau (nu: de RVE’s en de bestuurscommissies) ondernemingsraden functioneren, op clusterniveau groepsondernemingsraden en op centraal niveau een centrale ondernemingsraad.
De zaak komt in hoger beroep bij het Gerechtshof. Het Hof wijst het verzoek van de cor en ondernemingsraden af met een beroep op artikel 4 van de WOR.
De feiten
Bij de gemeente zijn ruim 13.000 personen werkzaam, voornamelijk op basis van een ambtelijke aanstelling. In het verleden was de ambtelijke organisatie sterk decentraal georganiseerd. De gemeente was opgebouwd uit diensttakken en later uit veertien stadsdeelorganisaties.
In 2005 is het thema “centrale aansturing” op de agenda van de gemeente gekomen. In dat jaar is een centrale ondernemingsraad ingesteld. In 2011 is het aantal stadsdelen teruggebracht naar zeven en zijn de verschillende diensten in vier clusters ingedeeld. Voor vrijwel alle diensten en stadsdelen was een ondernemingsraad ingesteld (30-33 ondernemingsraden in totaal). Voor de clusters stelde de cor clustercommissies in.
Met ingang van 2013 zijn alle ambtenaren aangesteld in algemene dienst waarbij voor de gehele gemeente hetzelfde generieke functiegebouw wordt gehanteerd en functietyperingen leiden tot horizontale inzetbaarheid. In dat jaar is een nieuwe organisatiestructuur voorgesteld die na een adviestraject met de cor per 1 januari 2015 is ingevoerd.
Volgens de gemeente past in de nieuwe structuur één ondernemingsraad met onderdeelcommissies op RVE- en stadsdeel/ bestuurscommissieniveau op grond van artikel 15 lid 3 van de WOR: “De ondernemingsraad kan (..) voor onderdelen van de onderneming onderdeelcommissies instellen voor de behandeling van de aangelegenheden van die onderdelen. (..)”.
Daarnaast kan de ondernemingsraad volgens de gemeente vaste commissies en voorbereidingscommissies instellen op grond van artikel 15 lid 2 en lid 4 WOR.
Volgens de cor en het merendeel van de ondernemingsraden is, als voorheen, passend en ook conform de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van de WOR dat op het laagste niveau (nu: RVE’s en bestuurscommissies) ondernemingsraden functioneren en voorts dat op clusterniveau groepsondernemingsraden en op centraal niveau een centrale ondernemingsraad worden ingesteld.
De kantonrechter heeft het verzoek van de cor en de ondernemingsraden afgewezen. De cor en ondernemingsraden hebben nu in hoger beroep om een zodanige inrichting van de medezeggenschap binnen de gemeente verzocht.
Oordeel Gerechtshof
Het Hof stelt allereerst vast dat de feitelijke situatie na de beschikking van de kantonrechter veranderd is, in zoverre dat verkiezingen zijn gehouden voor een ondernemingsraad op centraal niveau en voor onderdeelcommissies op RVE- en stadsdeel/bestuurscommissieniveau. Er zijn inmiddels 49 functionerende onderdeelcommissies en zeven vaste commissies. In mei 2018 zal een evaluatie plaatsvinden van deze medezeggenschapsstructuur.
Het Hof stelt vervolgens dat een ondernemer alleen gehouden is een ondernemingsraad in te stellen voor een onderdeel van een onderneming indien geoordeeld moet worden dat dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR.
Tegen de achtergrond van de per 1 januari 2015 bij de gemeente ingevoerde organisatiestructuur en het gegeven dat een ondernemingsraad op centraal niveau functioneert, met 49 onderdeelcommissies en zeven vaste commissies, alsmede dat een evaluatie van de fungerende medezeggenschapsstructuur is voorzien in mei 2018, oordeelt het Gerechtshof dat de stellingen van de cor en de ondernemingsraden niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van deze in artikel 4 van de Wet op de ondernemingsraden bedoelde situatie.
Het enkele feit dat voorheen ondernemingsraden functioneerden op het laagste niveau, maakt niet dat de gemeente eraan gehouden kan worden die toestand te laten voortbestaan. Dit geldt ook niet in het geval in de oude situatie bij bepaalde diensten sprake was van een vrijwillig ingestelde ondernemingsraad.
Hieraan voegt het Hof tot nog toe dat bij het draagvlak van de visie van de cor en de (meerderheid van de) ondernemingsraden vraagtekens kunnen worden geplaatst, nu het oorspronkelijke verzoek door 22 van de 30-33 destijds fuserende ondernemingsraden was ingediend en het beroepschrift nog slechts door zestien van hen.
Ook het jonge ambtenaren netwerk van de gemeente (JAN) lijkt veeleer de visie van de gemeente te onderschrijven. Het Gerechtshof bekrachtigt zodoende de beschikking van de kantonrechter tot afwijzing van het verzoek van de cor en de ondernemingsraden.
Aantekening
Artikel 2 lid 1 WOR bepaalt dat een ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, verplicht is een ondernemingsraad in te stellen. Artikel 4 van de WOR, dat spreekt over een onderdeel van een onderneming, alsook artikel 33 van de WOR dat spreekt over de instelling van een centrale ondernemingsraad indien er reeds meerdere ondernemingsraden zijn, kennen daarbij alle de maatstaf “Indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de onderneming”.
De eerste vraag is dus of de RVE’s kwalificeren als een onderneming, te weten: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht. Dat geldt voor een deel van de RVE’s vermoedelijk wel en voor een ander deel vermoedelijk niet.
Let op
Het begrip “bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR” is zeker geen eenduidig criterium. Hier kan op verschillende wijzen invulling aan worden gegeven. Dit kan het geval zijn als een onderdeel naar aard en structuur weinig samenhang vertoont met de rest van de onderneming, organisatorisch zelfstandig is, en het management duidelijke zelfstandige bevoegdheden heeft.
Rechtspraak hierover is betrekkelijk schaars, maar de kansen nemen toe als aangetoond kan worden dat de bestaande medezeggenschapsstructuur niet goed functioneert en dat de instelling van een afzonderlijke ondernemingsraad de instemming heeft van de meerderheid van het betrokken personeel.
Gerechtshof Amsterdam, 25 april 2017, 200.178.072/01
Mr. L.J.M. van Westerlaak, Sprengers Advocaten
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Rechtspraak voor Medezeggenschap.
Opleiding: Directeur en or
Tip! Zorg voor een goede samenwerking tussen or en bestuurder; stuur je directeur naar de opleiding Directeur & or.
Geef een antwoord