Onlangs had ik als adviseur van een ondernemingsraad een discussie met de advocaat van de ondernemer, over informatie waar de ondernemingsraad behoefte aan had om een voorgenomen besluit te kunnen beoordelen.
De betreffende advocaat vroeg mij of ik kon onderbouwen waarom de ondernemingsraad die informatie redelijkerwijs nodig had. Hij beriep zich kennelijk op art. 31 WOR.
Ik heb hem aangegeven dat, wanneer het gaat om een adviestraject, de zaken anders liggen. In dat geval, heeft de Ondernemingskamer met enige regelmaat geoordeeld, is het aan de ondernemingsraad te beoordelen welke informatie de raad nodig heeft. Dat is dus ruimer dan de maatstaf van artikel 31 WOR.
Niet verschuilen
Toen die horde was genomen, wierp de advocaat op dat de ondernemer niet over die informatie beschikte. Die kon alleen de concernleiding verschaffen, en die stonden niet bepaald te popelen om dat te doen. Dat vond ik een ‘mijn naam is haas’-redenering om de informatie tóch niet ter beschikking te stellen.
Ook hier steekt de Ondernemingskamer de or de helpende hand toe. De bestuurder kan zich in dergelijke gevallen namelijk niet verschuilen achter de concernleiding. Als geen ander moet juist híj in staat worden geacht bij die leiding informatie te vergaren die zijn or nodig heeft om een adviesaanvraag te beoordelen. Het eind van dit liedje? De informatie kwam er. ‘Mijn naam is haas’ ging uiteindelijk niet op.
Joost van Mierlo is advocaat bij De Voort Advocaten | Mediators www.devoort.nl.
Lees ook:
Combinatiepakket OR Digitaal: de ideale ondersteuning voor or-leden!
Met dit handige combinatiepakket heb je alles wat je als or-lid moet weten digitaal bij de hand!
Geef een antwoord