Tot 2026 geen kortingen op de pensioenuitkeringen bij fondsen die ten minste 90 procent dekkingsgraad hebben. Dat is het meest opvallende aan het ‘Wetsvoorstel toekomst pensioenen’. Het voorstel regelt de overgang van het huidige pensioenstelsel naar het nieuwe stelsel. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het wetsvoorstel opengesteld voor consultatie op internet. Welke rol heeft de ondernemingsraad hierbij?
Uiterlijk op 1 januari 2026 moeten alle pensioenfondsen de overgang hebben gemaakt naar het nieuwe pensioenstelsel. De minimale dekking moet dan 95 procent zijn van alle bestaande en toekomstige pensioenaanspraken. De tijdelijke overgangswet Toekomst pensioenen moet ingaan op 1 januari 2022. Belangstellenden kunnen tot 10 februari reageren op de internetconsultatie over het Wetsvoorstel toekomst pensioenen.
Dekkingsgraad net hoog genoeg
In de aanloop naar die wet houdt minister Koolmees de minimale dekkingsgraad ook komend jaar op 90 procent. Alleen de pensioenfondsen die daar op 31 december 2020 onder zitten, moeten volgend jaar de pensioenen korten. De meeste grote pensioenfondsen, waaronder ABP, PFZW en de metaalfondsen PME en PMT zaten daar eind november boven.
Tussen 2022 en 2026 moet de dekking op elk moment 90 procent zijn. Zo niet, dan moet het pensioenfonds binnen 6 maanden weer op die minimale dekkingsgraad komen. IJkpunt is nog altijd de stand op 31 december van het vorige jaar.
Overgang nieuw pensioenstelsel regelen
Tussen 2022 en 2026 moeten de sociale partners (werkgevers, vakbonden, ondernemingsraden) met de pensioenuitvoerders de overgang naar het nieuwe stelsel regelen. Uiterlijk op 1 januari 2024 moet de werkgever de gewijzigde pensioenovereenkomst en het transitieplan doorgeven aan de (beoogde) pensioenuitvoerder. Een van de knelpunten bij de overgang is wat te doen met bestaande pensioenaanspraken en opgebouwde rechten. Ook wel ‘invaren’ genoemd.
Pixabay
OR & Pensioenen
Pensioen een lastig onderwerp? Niet meer nadat je deze eendaagse opleiding hebt gevolgd. Dat kan op 9 maart en 14 september 2021. Niet alleen ken je dan de structuur van ons pensioenstelsel. Je bent ook goed voorbereid op het overleg over de aanpassing van de pensioenregelingen. Die volgt zeker binnenkort, als het Pensioenakkoord in wetgeving is opgenomen. Lees alles over deze eendaagse opleiding.
Het Pensioenakkoord van 2019 noemt alleen een ‘standaard transitiepad’, waarmee oude rechten ‘in beginsel’ worden omgezet. Pensioenfondsen kunnen hiervan ‘gemotiveerd afwijken’. Ook over de compensatie voor het afschaffen van de doorsneepremie (jong betaalt voor oud, en krijgt dat gecompenseerd als ze zelf ouder worden) staat weinig concreets in het Pensioenakkoord van 2019.
Nieuwe pensioenstelsel: pensioen in 2 smaken
Het nieuwe pensioenstelsel kent een collectieve spaarpot, ook wel het ‘nieuwe solidaire contract’ genoemd. Elke deelnemer stort zijn eigen inleg, en krijgt zijn eigen opbrengst. De premies van de ene deelnemer kunnen niet meer worden gebruikt om tekorten bij andere deelnemers aan te zuiveren. Wel moeten alle deelnemers in het nieuwe solidaire contract ook betalen voor een solidariteitsreserve, om tegenvallers uit slechte jaren te ‘dempen’. Dat zou ‘volgens duidelijke en evenwichtige spelregels’ moeten gebeuren. In de solidariteitsreserve komt naar verwachting 10 procent van de premies, en 10 procent van de rendementsopbrengst. De solidariteitsreserve mag niet hoger zijn dan 15 procent van het totale pensioenvermogen.
Deelnemers in het solidaire contract betalen een solidariteitsreserve
De sociale partners kunnen ook kiezen voor een verbeterde premieregeling. Ze kunnen dan per pensioenfonds bepalen dat een variabele uitkering de standaard wordt voor alle deelnemers. Hierdoor neemt de kans op een hoger pensioen toe, omdat de resterende pensioenpot tijdens de uitkeringsfase wordt belegd. Uiteraard neemt dan ook de kans op minder pensioen toe bij tegenvallende beleggingsresultaten. Deelnemers aan zo’n regeling kunnen ook kiezen voor een stabiele pensioenuitkering.
Projectierendement
Beide varianten werken met een projectierendement. Dat wil zeggen: pensioenspaarders leggen maandelijks hun premie in en aan het einde van de loopbaan wordt duidelijk hoeveel pensioen ze daarmee kunnen aankopen. De ingelegde premie en het beleggingsrendement bepalen de hoogte van het pensioen. Er is geen gegarandeerd pensioen meer aan het eind van de inleg. Rekenrente en dekkingsgraden zijn niet langer relevant voor de hoogte van het pensioen. Pensioenen vallen in goede tijden hoger uit dan verwacht, en in slechte tijden lager.
Lees ook:
- Het nieuwe pensioenstelsel: de maatregelen op een rij
- 10% van pensioen mag in één keer worden opgenomen
- Wat het pensioenakkoord voor de ondernemingsraad betekent
Or wetgeving- en actualiteitendag op 25 maart 2021
De Or wetgeving- en actualiteitendag op 25 maart 2021 brengt je helemaal op de hoogte van de nieuwe wet- en regelgeving en de laatste ontwikkelingen. Kennis die van belang is voor je dagelijkse or-praktijk.
Kennisbank OR in de praktijk
Op grond van de WOR (artikel 27) heeft de or veel te zeggen over de inhoud van pensioenregelingen. Wees goed voorbereid op de komende onderhandelingen met de Kennisbank OR in de praktijk. Je hebt dan altijd toegang tot een schat aan tools, adviezen en artikelen voor een succesvolle uitoefening van je or-werk, met juridische tips en toelichtingen over de meest voorkomende or-zaken. Probeer het een maand uit voor maar € 10,-!
Geef een reactie