Het is gebruikelijk dat in de arbeidsovereenkomst een geheimhoudingsbeding en een relatiebeding (inclusief boetebeding) worden overeengekomen. Kunnen de boetes op overtredingen van die bedingen in de praktijk wel worden opgeëist?
Een werknemer had het geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst tijdens en na zijn dienstverband herhaaldelijk geschonden door e-mails (door) te sturen naar klanten, relaties en concurrenten van zijn werkgever en naar zijn echtgenote. Hij stuurde bijvoorbeeld vertrouwelijke gegevens – waarover hij zelfs een expliciete geheimhoudingsovereenkomst had getekend – naar een relatie van zijn werkgever.
Ontslag op staande voet
Ook stuurde hij nieuwe contactgegevens door van een extern bedrijf. Hoewel deze contactgegevens geen bedrijfsgevoelige informatie waren, was wel in de e-mail vermeld dat het ging om niet-openbare gegevens. Toen de (voormalige) werkgever met behulp van een onderzoeksbureau achter deze overtredingen kwam, ontsloeg hij werknemer op staande voet. Daarna stuurde werknemer verschillende WhatsApp-berichten en e-mails naar relaties van werkgever, waarmee hij ook het relatiebeding schond. Het was aan het gerechtshof Amsterdam om te oordelen of werknemer het bedrag van in totaal €117.000 aan boetes inderdaad aan zijn voormalig werkgever verschuldigd was.
Belang dat de waarheid aan het licht kwam dusdanig groot dat bewijs niet kon worden uitgesloten
Geen bedrijfsgevoelige informatie?
Werknemer vond van niet, omdat de e-mails die hij verstuurde geen bedrijfsgevoelige informatie bevatten en daarom niet onder het geheimhoudingsbeding moesten vallen. Volgens het hof was het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding niet beperkt tot bedrijfsgevoelige informatie. Werknemer was op grond van het geheimhoudingsbeding verplicht tot geheimhouding van alle informatie die hem ter kennis was gekomen in het kader van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Hieronder vielen de werkzaamheden, de organisatie en de klanten en/of relaties, maar ook de andere activiteiten, de marktpositie en de bedrijfspolitiek van werkgever.
Werknemer voerde nog aan dat het boetebeding nietig was, omdat in de bepaling niet was opgenomen dat werd afgeweken van het (in de wet gestelde) vereiste dat de overeenkomst de bestemming van de boete nauwkeurig moet vermelden. In het boetebeding stond uitdrukkelijk vermeld dat van de betreffende wetsbepaling werd afgeweken, en dat was volgens het hof voldoende. Daarbij vond het hof het niet van belang of werkgever er op een rechtmatige manier achter was gekomen dat werknemer de e-mails heeft verstuurd. Het belang dat de waarheid aan het licht kwam was dusdanig groot dat het bewijs niet kon worden uitgesloten. Werknemer zal de boetes van in totaal €117.000 aan werkgever moeten betalen.
Gerechtshof Amsterdam, 1 september 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2391
Ester Damen is advocaat bij Kennedy Van der Laan, ester.damen@kvdl.com
Or wetgeving- en actualiteitendag op 25 maart 2021
De Or wetgeving- en actualiteitendag op 25 maart 2021 brengt je helemaal op de hoogte van de nieuwe wet- en regelgeving en de laatste ontwikkelingen. Kennis die van belang is voor je dagelijkse or-praktijk.
Geef een reactie