De ondernemingsraad van VWS, een onderneming die tot een groep behoort, heeft bij VWS een verzoek ingediend om toe te treden tot de groepsondernemingsraad (GMOR).
Na indiening van dit verzoek is de ondernemingsraad van rechtswege opgehouden te bestaan. Door een reorganisatie is het aantal werknemers namelijk gezakt tot onder het getalscriterium van 50. De kantonrechter verklaart voor recht dat het voor een goede toepassing van de WOR het meest bevorderlijk is dat een GMOR wordt ingesteld, waarin VWS is vertegenwoordigd. De ondernemer wordt veroordeeld om in het werk te stellen dat VWS kan toetreden tot de GMOR en zodoende ook voor VWS de GMOR instelt.
Feiten
VWS is onderdeel van de VEON-groep. De VEON-groep is een wereldwijd opererende leverancier van telecommunicatiediensten. Het hoofdkantoor is gevestigd in Amsterdam. Het VEO-concern is actief in 9 landen en levert diensten aan 212 miljoen gebruikers. VWS is de centrale inkooporganisatie binnen de VEON-groep en houdt zich bezig met de uitvoering van de inkoop van internationale telecommunicatiediensten, waaronder de ontwikkeling en de voorziening van internationale roaming.
De vennootschappen VEON, VEON-holdings, VEON Amsterdam en VEON Central Procurement worden binnen de VEON-groep aangeduid als de Headquarter Entiteiten (HQ-entiteiten). De HQ-entiteiten bieden ondersteuning aan de internationale werkmaatschappijen. Deze werkmaatschappijen verkopen feitelijk de telecomdiensten aan derden.
In juli 2018 is er een ondernemingsraad bij VWS ingesteld. Er waren toen 63 medewerkers werkzaam. Vanaf dat moment bestond de medezeggenschapsstructuur binnen de VEON-groep uit twee organen: een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GMOR) op het niveau van HQ-entiteiten en de ondernemingsraad van VWS. Vanaf eind 2019 heeft er een reorganisatie plaatsgevonden, waardoor diverse HQ-activiteiten binnen VWS zijn gedecentraliseerd. Daardoor is het aantal medewerkers binnen VWS afgenomen tot 12.
De HQ-entiteiten binnen de VEON-groep zijn verantwoordelijk voor purchasing, compliance, legal en HR. Daarnaast zijn ze verantwoordelijk voor uitvoerende taken als personeelszaken, IT, bankzaken, belastingzaken, huisvesting, catering en schoonmaak voor alle in Amsterdam en Londen gevestigde entiteiten. Bij deze entiteiten werken in totaal 82 werknemers.
Toetreding tot de GMOR
De zittingsperiode van de ondernemingsraad liep op 12 juli 2021 af. Vanwege het aantal personen dat op dat moment binnen VWS werkzaam was, is de ondernemingsraad van rechtswege opgehouden te bestaan.
- Tip: Wees als ondernemingsraad goed voorbereid! Met de Kennisbank OR in de Praktijk heb je altijd toegang tot een schat aan tools, adviezen en artikelen. Probeer het een maand gratis!
De ondernemingsraad heeft met de GMOR overlegd over toetreding van de vertegenwoordiging van medezeggenschap binnen VWS tot de GMOR. De GMOR zag daar goede redenen voor. Vervolgens heeft de ondernemingsraad in een bijeenkomst met VWS op 27 mei 2021 om toetreding van de vertegenwoordiging van VWS tot de GMOR verzocht. De OR heeft dat verzoek per brief van 28 mei 2021 herhaald, maar VWS heeft het standpunt van de ondernemingsraad van de hand gewezen.
De ondernemingsraad verzoekt nu de kantonrechter voor recht te verklaren dat de instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad als bedoeld in artikel 3 lid 2 WOR waarin VWS vertegenwoordigd is, het meest bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. En te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te geven aan wat in de artikelen 2 en 3 lid 2 WOR is bepaald over het instellen van een (gemeenschappelijke) ondernemingsraad.
De ondernemingsraad stelt hiertoe, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende. De ondernemer houdt verschillende ondernemingen in stand. De HQ-entiteiten en VWS zijn aan te merken als in een groep verbonden ondernemingen in de zin van artikel 3 lid 2 WOR. Voor deze in een groep verbonden ondernemingen, waaronder VWS, dient een GMOR te worden ingesteld. Dit is voor deze ondernemingen geraden in verband met een goede toepassing van de WOR, aldus de ondernemingsraad.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt onder meer dat de ondernemingen waarvoor de GMOR nu is ingesteld enerzijds en VWS anderzijds op dit punt weliswaar van elkaar verschillen, maar dat dit verschil niet erg wezenlijk is. Immers, ook VWS biedt uiteindelijk, net als de HQ-Entiteiten, met haar handelen ondersteuning aan de uiteindelijke verkoop van de telecommunicatiediensten aan derden door de werkmaatschappijen. VWS verkoopt haar diensten (uitsluitend) intern door. Dit verschil in activiteiten tussen de HQ-Entiteiten en VWS heeft er voor de ondernemer niet aan in de weg gestaan dat VWS in 2018 zou toetreden tot de GMOR.
Volgens de ondernemingsraad vindt de dagelijkse leiding voor alle in deze procedure betrokken ondernemingen plaats vanuit één centraal punt, namelijk VEON HQ. Iedereen die sinds 2019 formeel als bestuurder voor VWS is opgetreden, was feitelijk werkzaam bij VEON HQ en de ondernemingsraad heeft alleen contact met personen die volledig bij VEON HQ werkzaam zijn. De ondernemer voerde verder aan dat het bestuur van VWS een zelfstandige positie inneemt ten opzichte van VEON HQ en een grote mate van bestuurlijke vrijheid binnen VEON-groep geniet.
Dat niet altijd klakkeloos wordt aangenomen wat er binnen de VEON-groep wordt besproken of beslist, betekent niet dat de feitelijke beslissingsbevoegdheid niet binnen de VEON-groep ligt
De kantonrechter oordeelt hierover dat de ondernemer niet (voldoende) gemotiveerd heeft bestreden dat de ondernemingsraad sinds 2019 geen formeel overleg met de VWS-bestuurder heeft gehad. Uit de stukken blijkt ook dat de VWS-bestuurder enige tijd de positie van Group CFO binnen de VEON-Group heeft overgenomen. Dat sterkt de stelling van de ondernemingsraad dat de VWS-bestuurder feitelijk werkzaam zijn voor de VEON-groep. Dat niet altijd klakkeloos wordt aangenomen wat er binnen die groep wordt besproken of beslist, betekent niet dat de feitelijke beslissingsbevoegdheid niet binnen de VEON-groep ligt. Dat VWS een eigen financiële rapportageverantwoordelijkheid heeft, legt onvoldoende gewicht in de schaal, aldus de kantonrechter. Verder is gebleken dat financiële beslissingen (in ieder geval deels) op groepsniveau worden genomen.
De ondernemingsraad heeft nog verzocht om de ondernemer te veroordelen om een voorlopig reglement op te stellen, zodanig dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 9 lid 4 WOR, maar dat verzoek was niet toewijsbaar. Die bepalingen richten zich immers tot de ondernemingsraad. Dit gold ook voor het verzoek tot het vaststellen van een datum voor de verkiezingen. Verder wees de kantonrechter ook het verzoek van de OR om de ondernemer te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten, niet toe. Er was daarvoor niet voldoende gesteld.
Conclusie
De kantonrechter komt tot de conclusie dat er sprake is van zodanige samenhang tussen de HQ-entiteiten en VWS, dat het voor een goede toepassing van de WOR is aangewezen dat VWS toetreedt tot de GMOR. Dit geldt temeer omdat de medezeggenschapsrechten van de medewerkers van VWS daardoor beter zijn gewaarborgd dan dat zij nu zijn. Dit betekent dat het verzoek wordt toegewezen. De kantonrechter verklaart voor recht dat het voor een goede toepassing van de WOR het meest bevorderlijk is, dat een GMOR wordt ingesteld waarin VWS is vertegenwoordigd. Hij veroordeelt de ondernemer om in het werk te stellen dat VWS kan toetreden tot de GMOR en zodoende ook voor VWS de GMOR instelt.
Aantekening
De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR als ook voor VWS de GMOR wordt ingesteld (artikel 3 lid 1 in combinatie met lid 2 WOR). Of daarvan sprake is, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Hoe groter de samenhang tussen de ondernemingen, hoe meer het is gerechtvaardigd om VWS toe te laten tot de GMOR.
In dit verband is verder van belang of VWS en de tot de GMOR behorende ondernemingen een gemeenschappelijk of onderling afgestemd financieel, strategisch en sociaal beleid voeren. Een belangrijke aanwijzing daarvoor is dat de juridische of feitelijke zeggenschap over de tot de GMOR behorende ondernemingen en VWS in dezelfde handen is. Daarnaast is van belang of de medewerkers binnen de onderneming medezeggenschapsrechten krijgen door ook voor die onderneming deelname aan de GMOR open te stellen.
Deze zaak doet denken aan een uitspraak van de Kantonrechter Amsterdam in kort geding een paar jaar geleden (ECLI:NL:RBAMS:2019:983), met een andere uitkomst. Een mediabedrijf wilde de medezeggenschapsstructuur reorganiseren en een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GOR) instellen in plaats van vier ondernemingsraden en een centrale ondernemingsraad. Daar was één van de bestaande ondernemingsraden het niet mee eens en hij vorderde een verbod.
Ook hier moest de kantonrechter de vraag beantwoorden of het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen. De kantonrechter moet bij de beantwoording van die vraag terughoudendheid toepassen. Van belang zijn alle omstandigheden van het geval, met name de mate van samenhang tussen de verschillende ondernemingen. Mede gelet op de terughoudendheid, had de ondernemer voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de reorganisatie bevorderlijk was voor een goede toepassing van de WOR. De kantonrechter wees daarom de vordering af.
Let op
De kantonrechter sprak op grond van artikel 22 WOR geen proceskostenveroordeling uit. De ondernemer draagt dus de proceskosten.
Bronnen
- Kantonrechter Amsterdam, 24 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6762
- Artikelen 2 en 3 WOR
OR workshopdag op 24 mei 2022
Heb je als or echt niks te zeggen over arbeidsvoorwaarden? Kan je geen regelingen afdwingen met de WOR in de hand? Spijker je kennis over alle aspecten van medezeggenschap snel bij tijdens de OR workshopdag. Volg bijvoorbeeld de Masterclass WOR, rechtstreeks vanuit de praktijk door Rick de Jong. Stel jouw ideale dag samen door uit niet minder dan 14 workshops de 2 meest passende te kiezen. De sessies duren elk bijna een dagdeel.
Geef een antwoord