‘In de jaren 80 en 90 lag het accent op decentralisering en privatisering’, zegt Jaap Uijlenbroek. Hij is bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen Publieke Sector aan de Universiteit Leiden. ‘Burgers en bedrijven betaalden enorm veel belastingen. Dat remde de bedrijvigheid en daarmee de werkgelegenheid. Het was de tijd van Dutch Disease. Als reactie daarop heeft de overheid jarenlang steeds meer zaken overgelaten aan de markt.’
De markt kan het niet alleen
‘Een belangrijk keerpunt was de crisis van 2008. Toen klonk opeens de roep om meer regulering. Hoe kon het gebeuren dat het financiële systeem bijna instortte? Waarom greep de overheid niet in? De markt kon het blijkbaar niet alleen. In de jaren daarna zag je dat steeds meer vraagtekens werden gezet bij de terugtrekkende rol van de overheid. De huidige coronacrisis heeft de overheidsbemoeienis op veel terreinen nog vergroot, ook omdat burgers en bedrijven daarom vragen.’
Een recente kanteling
Een slingerbeweging dus, en die heeft volgens Uijlenbroek grote gevolgen voor overheid-en semi overheidsinstellingen. ‘Kijk naar het UWV. Zo’n 10 jaar geleden kreeg dat te maken met enorme bezuinigingen: ongeveer de helft van het personeelsbestand werd geschrapt. Het antwoord lag voor de hand: de directie besloot de dienstverlening te digitaliseren. Niet langer kwamen cliënten op gezette tijden langs voor een gesprek met hun contactpersoon. Dat contact verliep voortaan via telefoon en computer. Dat paste natuurlijk in het beeld van de zich terugtrekkende overheid: het accent lag op zelfredzaamheid.’
Maar nogmaals, dat was 10 jaar geleden. Recent zie je volgens Uijlenbroek een kanteling. ‘Veel mensen blijken minder zelfredzaam dan gedacht, en cliënten waren minder handig met computers dan de overheid had ingeschat. En daar overheen kwam de toeslagenaffaire. Strenge wetgeving, gebaseerd op het idee van zelfredzame burgers, leidde ertoe dat die burgers in grote problemen kwamen. En dus verschoof de aandacht van zelfredzaamheid naar de menselijke maat. De overheid gaat de helpende hand uitsteken.’
Het was de tijd van Dutch Disease
Slingerbeleid heeft nadelen
Maar wordt die uitgestoken hand ook geaccepteerd? Uijlenbroek is er niet helemaal zeker van. ‘Dat slingerbeleid heeft grote nadelen. Allereerst voor de overheid zelf: die is voortdurend aan het reorganiseren. Dan is het heel moeilijk om de kwaliteit van dienstverlening te handhaven. Voordat medewerkers de noodzakelijke nieuwe vaardigheden hebben aangeleerd gaat het roer weer om, en is het geleerde irrelevant geworden. Iets soortgelijks zie je bij de burgers. Ook die hebben tijd nodig om te leren, namelijk wat ze van een overheid kunnen verwachten. Het ene moment staat de begroting centraal, dan weer de menselijke maat, en het resultaat is wantrouwen. Want… overheid… kom je me nu echt helpen? Of krijg ik toch weer straf?’
Kan de or wat doen aan slingerend beleid?
Wat kan een or doen om de negatieve gevolgen van dat slingerbeleid te ondervangen? Of, concreter gesteld: wat zou Uijlenbroek hebben gedaan als hij 10 jaar geleden in de or had gezeten van het UWV? ‘Allereerst: ik had het nieuwe beleid natuurlijk moeten accepteren. De ondernemingsraad gaat niet over politiek, de kaders liggen gewoon vast. Maar toch, binnen die kaders zit geredeneerd vanuit het organisatie en medewerkersbelang wel wat ruimte.’
Lees ook:
- Overheid, beperk het primaat van de politiek!
- Medezeggenschap en de WOR bij de overheid, hoe zit dat?
- Van menselijke maat tot primaat van de politiek
Dus had Uijlenbroek waarschijnlijk voorgesteld om de scherpe kantjes van de reorganisatie af te vlakken. ‘Ja, de dienstverlening verloopt voortaan digitaal, maar moet dat echt voor alle cliënten? Is het mogelijk om een beperkt team in stand te houden dat kwetsbare personen kan blijven helpen in aanvulling op de digitale dienstverlening? Dat is ook in het belang van de organisatie en de medewerkers. Immers: burgers die klem zitten door overheidsoptreden raken aan het imago van de organisatie, en aan de werksfeer van de medewerker. De medewerkers van de Belastingdienst leiden erg onder wat is gebeurd met Toeslagen.’
Or als ideeënbron
Een or die op zoek gaat naar die ruimte, kan zich opstellen als ideeënbron. ‘Je zou kunnen voorstellen om bepaalde cliënten extra te begeleiden’, zegt Uijlenbroek. ‘Dat kan bijvoorbeeld door de hulp in te roepen van derden. Al jarenlang biedt de Belastingdienst burgers begeleiding aan bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting: de ‘hulp bij aangifte’. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van vakbonden, ouderenorganisaties, scholen en bibliotheken. Vertel de bestuurder eerlijk dat je burgers met vragen graag wilt helpen, maar dat de wet soms in de weg zit. Die bestuurder kan die wet natuurlijk niet veranderen, maar hij kan zoiets wel op de agenda zetten als hij in gesprek komt met mensen die meer invloed uit kunnen oefenen. En die kunnen wellicht iets doen met de prioriteiten. Zo help je als or de eigen medewerkers én burgers. En de organisatie als geheel.’