De onrust binnen vakbond FNV is voorlopig nog niet achter ons, en dat zou iedere vakbondslid zorgen moeten baren. Intern gekrakeel, bestuurscrises en opgestapte voorzitters lijken inmiddels structureel onderdeel van het dagelijks reilen en zeilen van de organisatie. Terwijl de FNV zou moeten staan voor stabiliteit, solidariteit en daadkracht, lijkt ze nu vooral met zichzelf bezig. En dat is slecht nieuws voor de mensen die afhankelijk zijn van haar bescherming.
Leden sluiten zich niet aan bij een vakbond om interne machtsspelletjes te volgen of te worden meegezogen in bestuurlijke chaos. Zij zoeken een sterke, geloofwaardige vertegenwoordiger die hun belangen verdedigt aan cao-tafels, in Den Haag en op de werkvloer. Als dat beeld vertroebelt door interne ruzies, onderling wantrouwen en weglopende leiders, dan brokkelt het vertrouwen van leden snel af.
Bovendien ondermijnt het de slagkracht van de vakbond. Werkgevers en politiek zullen minder geneigd zijn de FNV serieus te nemen als de organisatie haar eigen huis niet op orde heeft. Hoe kun je opkomen voor de positie van werknemers, als je zelf geen stabiele organisatiecultuur weet te waarborgen?
De FNV zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden, met een open blik en de leden centraal. Dat betekent minder achterkamertjespolitiek, meer transparantie, en vooral: een cultuur waarin meningsverschillen constructief worden opgelost, in plaats van te ontaarden in destructieve conflicten. En waarbij leden niet alleen naar hun eigen toekomst durven kijken.
De kracht van een vakbond ligt in eenheid en vertrouwen. Als die fundamenten wankelen, dan raken niet alleen de bestuurders de weg kwijt, maar worden vooral de leden de dupe. En daarmee raakt de FNV niet alleen zichzelf, maar ook haar bestaansrecht. Het is tijd dat de vakbond haar rol als betrouwbare hoeder van werknemersbelangen weer serieus neemt, voor het te laat is — als het al niet te laat is.