Bij het vieren van 75 jaar Wor, tijdens een evenement afgelopen mei, greep mede-organisator JOhan Berends van Metamorfase de gelegenheid aan om onder de bezoekers te peilen wat zij eigenlijk van die wet en van de stand van de medezeggenschap vinden. Aan de deelnemers werden een aantal vragen voorgelegd, waaronder de vraag welk artikel uit de Wor zij het belangrijkst vinden.
“Het aantal deelnemers per vraag varieerde van 54 tot 132 antwoorden”, zegt Berends. “Dat geeft een aardige indicatie van hoe er wordt gedacht over medezeggenschap en wat daarvoor nodig is.”
Hieronder delen we de belangrijkste bevindingen uit die peiling.
Artikel 25 het belangrijkst
Op de vraag ‘Wat vind jij het belangrijkste artikel van de Wor, oftewel dat wat er in de Wet op de Ondernemingsraden is vastgelegd?’ antwoordde 27% van de respondenten Artikel 25, het Adviesrecht. Artikel 27 (Instemmingsrecht) volgde met 22% als goede tweede.
Maar ook andere artikelen werden als belangrijk genoemd. Bijvoorbeeld:
- "Artikel 24, vanwege het bredere, toekomstgerichte strategisch overleg met een RvT en RvB en de ruimte voor invloed die je als or daarin hebt."
- "Artikel 2 lid 1: de verplichting tot het instellen van een or in een organisatie met meer dan 50 werknemers. Zonder dit artikel blijft het een (te) vrije keuze om een or op te richten."
Verplichte ambtelijk secretaris
De vraag 'Stel, je mag iets toevoegen aan de Wor. Wat zou dat dan zijn?' leverde interessante uitkomsten op. Zo vindt 26% dat elke or verplicht een ambtelijk secretaris moet krijgen ter ondersteuning van de medezeggenschap. Daarnaast pleit 25% voor duidelijkere wettelijke kaders in de discussie of een voorgenomen besluit belangrijk genoeg is om aan de or voor te leggen.
"Nu komt vaak de discussie op gang over of een wijziging belangrijk is of niet. Als daar duidelijkere regels voor zouden zijn, kan de bestuurder geen achterdeur meer gebruiken", aldus een respondent.
Ook werd als mogelijk toevoeging aan de Wor genoemd: "Een verplichte training voor leidinggevenden over de rol en rechten van de or. Dit om meer bewustzijn te creëren en om als samenwerkingspartner op te treden, zodat de or niet als laatste nog een keer als verplicht nummer wordt meegenomen."
Maatregelen om naleving te verbeteren
Respondenten werd ook gevraagd wat zij zouden voorstellen om de naleving van de instellingsverplichting te verbeteren. Die schommelt al 20 jaar rond de 70%, een percentage dat demissionair minister van SZW, Eddy van Hijum, een doorn in het oog is. Hij zou dat graag naar 100% brengen, maar wil niet overgaan tot handhaving. En laat dat nu juist wél zijn wat bijna een derde van de deelnemers aan de peiling wél wil.
En daar mogen dan ook best sancties, zoals een boete, aan verbonden zijn: "Bij overtreding van de wet hoort sanctionering, zéker voor ondernemingen met een winstoogmerk."
Overigens kiest een ander deel van de respondenten juist voor een positieve benadering: het belonen van bedrijven die wél een or hebben, bijvoorbeeld met een belastingvoordeel, en het stimuleren van bedrijven die (nog) geen or hebben met een startsubsidie om er een op te richten.
Startsubsidie
Op die laatste optie ging de peiling met een vervolgvraag dieper in: 'Wat vind je van het idee om organisaties die groter zijn of worden dan 50 medewerkers een eenmalige subsidie van € 20.000 te verstrekken om hun eerste or te installeren en te scholen?'
Ruim 60% vindt dat een goed idee: "Werkgevers zien graag een return on investment, dus subsidie is aantrekkelijk en kan helpen om het nalevingspercentage te verhogen."
Een kwart is minder enthousiast: "Subsidies worden betaald door belastingbetalers, bedrijven moeten zelf de kosten dragen."
De rest is niet overtuigd dat subsidie de juiste weg is: "Een or moet je niet oprichten vanwege geld, maar omdat je weet dat het belangrijk en zinvol is voor je bedrijf."
Belangrijkste onderwerp voor medezeggenschap
Los van de Wor: wat is volgens respondenten het belangrijkste onderwerp waar medezeggenschap zich in 2025 mee bezig moet houden? Op deze open vraag kwam een breed scala aan antwoorden binnen. Een greep daaruit:
- Meer directe inspraak voor medewerkers over belangrijke onderwerpen, zonder dat zij per se in de or hoeven te zitten.
- Meer samenwerking en zichtbaarheid van de or, inclusief het stimuleren tot achterbanraadpleging.
- Waarborgen van sociale veiligheid op de werkvloer, met aandacht voor RI&E en psychosociale arbeidsbelasting (PSA).
- Persoonlijke ontwikkeling voor alle or-leden, ondersteund door een ambtelijk secretaris die een ontwikkel- en scholingsplan opstelt.
- Duurzame inzetbaarheid en het aanpakken van personeelskrapte.